Charles Groenhuijsen is journalist, schrijver en televisiepresentator.
Rara, over welk land heb ik het?
Het behoort tot de rijkste landen ter wereld.
In geen westers land is de bevolking zo gelukkig.
Binnen de EU staat het economisch in de top-5.
In het lijstje ‘Beste Landen om te Leven’ staat het op plaats 4.
Geen land ter wereld waar werknemers per week zo weínig werken en zo véél (betaalde!) vakantiedagen hebben. En ze vangen ook nog vakantiegeld!
De werkloosheid is er laag, de infrastructuur (openbaar vervoer, wegen) tiptop.
Het heeft een fantástisch stelsel voor gezondheidszorg.
Het hoger onderwijs is vergeleken met de VS spotgoedkoop.
Voor 65-plussers is er het beste pensioenstelsel ter wereld.
En weinig landen hebben zo’n integer openbaar bestuur.
Dat klinkt paradijselijk. Zou u daar graag willen wonen? Héérlijk, als je nergens meer over kunt mopperen. Dan heb je nóg meer vrije tijd! Toch?
Wist u dat in dit land juist heel veel gemopperd wordt? Veel burgers weten het zeker: het gaat hier helemaal de verkeerde kant op met ons land. Protestpartijen van links en rechts preken – met veel electoraal succes – ontevredenheid.
Voor velen is de Europese Unie één van de hoofdschuldigen van alle misère. Het woord ‘schandalig’ nemen deze critici frequent en schijnbaar gedachteloos in de mond. Zelfs het lamme cliché over de ‘zakkenvullers’ blijft een geducht en geslaagd politiek wapen in de strijd om de publieke opinie.
U snapt het al: u wóónt – al dan niet mopperend – in dat paradijselijke EU-land! Ik ook, al is het voor mij parttime: voor werk ben ik een aantal maanden per jaar in Nederland. Ik woon met vrouw en kinderen al ruim 20 jaar in een bedaarde, groene buitenwijk van Washington DC.
De transatlantische spagaat is een deel van mijn bestaan. De afwisseling is leerzaam. Je kijkt anders naar je twee vaderlanden. Ik slalom tussen Hollandse vanzelfsprekendheden (‘Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg’) en Amerikaanse automatismes (‘Doe maar gek, dan doe je gewoon genoeg’).
Om verschillen en overeenkomsten tussen beide leefwerelden te beschrijven kun je grote woorden gebruiken en analytische vergezichten schetsen met veel prachtvolle academische citaten en voetnoten. Of je pakt een paar dagelijkse ervaringen en trekt daar je conclusies uit. Ik kies – dan snapt u – voor ‘t laatste.
Vijf dagelijkse gebeurtenissen uit ons Expat-bestaan zijn mijn leidraad in dit artikel.
Hier komen ze:
1. A more solid ‘A’
Al weer een paar jaar geleden. Dochter van Francine (nu 20, toen 15) studerend aan de keukentafel thuis in Washington. Haar rapportcijfers staan al bijna vast. Toch studeert ze nog hard voor een proefwerk Spaans. Ik: “Je hebt toch al een ‘A’ voor Spaans?” Een ‘A’ is in de VS het hoogst denkbare cijfer. Zij: “Yes, but I want to have a more solid ‘A’.” Mooi toch: A more solid ‘A’!. Ik dacht toen heel tevreden: “Wat ben je toch Amerikaans geworden”.
Het ligt Amerikanen in de mond bestorven: All men are created equal. Tsja, maar na die ‘creation’ gaat het nogal mis met die gelijkheid. Vanaf hun prille jeugd weten kinderen dat de beste zijn loont in dit land. Neem de middelbare school. In Nederland kun je ijverig studeren uitstellen. Je hoort het te vaak: “Ik heb lang niks gedaan. In het laatste jaar ging ik eindelijk werken. Examen nèt gehaald. Toch nog goed gekomen dus.”
In de VS gaat dat anders. Universiteiten kijken naar al je cijfers van High School (vier jaar). Daar rolt je GPA (Grade Point Average) uit. Lekker suffen tussen je 13de en 17de? Dat moet je bezuren als je gaat studeren. Want dan is er dat andere kolossale verschil met Nederland. Wie topcijfers haalt kan – als die dollargedreven ongelijkheid niet in de weg zit – naar een topuniversiteit. Zo niet dan daal je af in de academische hiërarchie van universiteiten.
Het is – leuk of niet – een wrede afrekencultuur. Zonder goede cijfers ben je kansloos in de race naar geld en status. Nederlandse kids die in de VS opgroeien maar in Nederland gaan studeren zeggen het vaak: ‘Ze féésten daar vooral. Er wordt níet hard gewerkt.’ Amerikaanse ongelijkheid jaagt de prestatiedrift op. Hard werken lóónt. Je kunt naar een betere universiteit, krijgt een mooiere baan en een hoger salaris. In Europa is het systeem vergeeflijker. De selectie doorgaans minder streng. En bovenal: hoger onderwijs is in Nederland en Europa gemiddeld véél goedkoper.
Dat heeft voordelen. Kansen zijn er redelijk gelijk voor kinderen uit arme en rijke gezinnen. In de VS zijn – zoals bij alles – de verschillen groter. Amerikanen weten niet beter. Gelijkheid is mooi maar je moet er voor knokken. Voor Europeanen is het een verworven recht.
Da’s mooi: verworven rechten. Maar ze ontnemen studenten ook het zicht op de realiteit: onze in Washington groot geworden kinderen weten maar al te goed dat wij als ouders heel erg ons best moeten doen om de tienduizenden dollars collegegeld op te hoesten. De kids hebben een ‘sense of urgency’ die ik in Nederland minder vaak aantref.
Francine is intussen tweedejaars aan de Business School van Santa Clara University in Californië. Ze vindt het fantastisch maar heeft een hekel aan het vak Accounting. Niks voor haar dat droge gecijfer. Ze belde laatst: “Ik heb een B+ voor Accounting!” Good for her!
2. Onaardige Amerikanen?
Ik schreef in 2005 het boek ‘Amerikanen zijn niet Gek’. Op mijn frequente vluchten tussen Washington naar Amsterdam ontmoet ik vaak toeristen. Sommigen lezen mijn boek. Op de nachtvluchten naar Amsterdam ontspint zich een gesprekje. Hoe hun vakantie in de VS is geweest? ‘Fantastisch, zo veel gezien! Alleen die enórme afstanden…’ En dan mijn terloopse vraag: “Enne,… in al die weken nog ónaardige Amerikanen tegen gekomen?” Aarzeling, elkaar aankijken, nadenken. En dan: “Nu je dat zo vraagt… Eh, nee eigenlijk niet.”
De verhouding tussen Nederlanders/Europeanen en Amerikanen is ongemakkelijk. Ze begrijpen elkaar vaak niet. Over en weer weten ze ook weinig. Bij Amerikanen kom je (ja, ik generaliseer in dit artikel) twee opinies tegen. Of ze beschouwen Europa als een museum bevolkt door van overheidswege gesubsidieerde, aartsluie burgers die veel te links zijn en alles (‘sex, drugs & Rock & Roll’) doen wat god verboden heeft. Of ze zijn dol op Europa: charmant, schilderachtig, lekker veel geschiedenis en niet die verbeten Amerikaanse ‘always on’-werkhouding. ‘Amerikanen leven om te werken; Europeanen werken om te leven’.
Amerikanen zijn trots op hun noeste ijver. Ze vertellen er doorgaans niet bij dat dat tomeloze geploeter vaak bittere noodzaak is. De tijd is al lang voorbij dat een gezin van één salaris kan rondkomen. Dat geldt voor sommige gezinnen in Europa maar zeker in de VS. In Amerika komt daar bij dat je nooit zeker van je baan bent. Ontslagbescherming bestaat amper. De gevreesde ‘pink slip’ (ontslagbriefje) kan van het ene op het andere moment een einde maken aan de comfortabele zekerheid van een vast inkomen. Je gaat ‘s morgens niets vermoedend naar je werk en bent voor de lunchpauze thuis. Werkloos.
En toch zijn die Amerikanen zo aardig en voorkomend. Het is een klein wondertje dat mensen die het zo druk hebben en zo hard moeten werken nog zo vaak zo vriendelijk tegen je zijn. Nederlanders voegen daar na een bezoek aan de VS snel aan toe dat het heus heel oppervlakkige aardigheid is. Het vertrouwde ‘how are you doing’ menen die malle Amerikanen niet hoor! Dat kan de ober in een restaurant of kassiere van de supermarkt echt geen bál schelen. Klopt. Maar wat heb je liever? Die gemaakte Amerikaanse blijheid of het Nederlandse ‘M’n collega komt zo bij u’?
3. That is socialism!
Mark is erg rijk geworden van de handel in winkelcentra. Hij neemt het er van in het leven. Van Europa heeft hij geen hoge pet op. In zijn huis is Franse wijn taboe. Europeanen zijn linkse lafaards. Mark was na de aanslagen van Elf September en de Irak Oorlog voorstander van het omdopen van patat: Van ‘French Fries’ naar ‘Freedom Fries’. Ik legde hem een keer ons stelsel van gezondheidszorg uit. Hij luisterde, trok een héél vies gezicht: “Charles, that sounds like socialism”. Hij spuugde het woord ‘socialism’ bijna uit. Inmiddels hebben we in de VS – tot afgrijzen van rechts – het socialistische (?) Obama Care. Mark is van de crisis van de laatste jaren niet arm en evenmin links geworden.
Cijfers tellen soms niet. FOX-tv zendt een reportage uit over Amsterdam: Een poel van zedelijk bederf. Sodom en Gomorra zijn een ingetogen nonnenklooster vergeleken met de tomeloze losbandigheid van het zondige Amsterdam. Vrije drugs, iedereen heeft sex met iedereen, een broeinest van misdaad.
Binnen de kortste keren is er een filmpje waarin alle vooroordelen feitelijk onderuit worden geschoffeld. Ook republikeins kandidaat Rick Santorum krijgt een gepeperd antwoord na zijn kritiek op euthanasie in Nederland, waar bejaarden een armbandje zouden dragen met de tekst ‘Pleeg geen euthanasie op mij’. Doen feiten er dan helemaal niet meer toe?
Het valt buiten het denkraam van veel Amerikanen dat hun systeem van verbieden en bij de geringste overtreding hard straffen allesbehalve zaligmakend is. Dat volle gevangenissen níet leiden tot lagere misdaad. Dat het verbieden van drank, drugs en sex vaak een áverechts effect heeft.
Curieus dat je die law-and-orderachtige benadering vooral hoort uit de mond van rechtse Amerikanen die op zondag christelijke vergeving aanhangen en nog geen minuut daarvóór hartstochtelijk pleiten voor een kleine, níet-zorgzame overheid.
In dat laatste zijn ze overigens heel selectief. Als de overheid een uniform aan heeft (politie, soldaten, alles-met-een-pet-op) is dat overheidssymbool ineens een trots symbool van American Exceptionalism. Maar als diezelfde overheid een witte jas aan heeft (zie het door rechts vervloekte Obama Care) is het weer een symbool van verdorven Europees socialisme…
En dat – en dan ik kom bij het ‘socialism’ van Mark – het Europese model van een activistische overheid ook voordelen heeft. Ik hield Mark gretig één van mijn favoriete statistieken voor:
‘Weet je waar de gelukkigste mensen wonen?’
‘Nou?’
‘In landen met de hoogste belastingtarieven. De Scandinavische landen en ook Nederland scoren onveranderlijk op de Happiness Index.’
We grinniken er maar om en heffen het glas (zo lang het geen Franse wijn is dus…)
4. Snel $25.000 verdiend!
Zoon Daan zat een paar jaar op een privéschool. Zo’n school krijgt geen cent subsidie. Je betaalt een bak schoolgeld maar dat is niet genoeg om ook slimme kinderen uit arme gezinnen een kans te geven. Daarom is er de feestelijke ‘Auction Night’ voor de ouders. Er wordt van alles bij opbod verkocht. Gratis een weekje in luxueuze skichalet in Aspen, een weekendje in een Beach Resort in The Hamptons. Got the picture? En ze verkopen een Sleepover op School. Dan mag een leerling de héle klas uitnodigen voor een overnachting op school (Ja, streng toezicht. Denk aan de aansprakelijkheid. Veel power-lawyers onder de ouders…). De prijs stijgt tot ver boven de $10.000! Twee gefortuneerde echtparen bieden onbeschaamd tegen elkaar op. De veilingmeester bedenkt iets slims: Jullie krijgen alletwee zo’n Sleep! Top! $25.000 verdiend voor de school! Thanks a million! (Wij kijken bedremmeld toe…)
Amerikanen zijn in het leven enthousiaster, energieker en ook schaamtelozer. Zonder armen geen rijken. Rijkdom is niet iets om je voor te schamen of bescheiden toe te dekken.
Natuurlijk, je hebt ze in Nederland ook: het gefortuneerde PC-Hooft-gilde, de Vinkeveense zonnebank-penose: dikke auto’s, weelderige bontjassen, hoog geblondeerde, strak getrokken dames en hun luidruchtige, opzichtige Bokito-echtgenoten. Daar hebben we geen hoge dunk van. Amerikanen spreken over rijken als degenen die het kennelijk slimmer aangepakt hebben dan zij zelf. Good for them! Be happy, be proud.
We zijn het land van de Balkenende-norm (waar de naamgever zich zelf nu vast niet meer aan houdt…) en de Quote-500. De 99,99% van Nederland die daar niet in staat kijkt met een mengeling van afgunst en afkeuring naar de vermogens van tientallen of honderden miljoenen. Te veel om ooit op te maken. Gekkigheid!
Presteren als norm. Daarmee zijn onze kinderen in de VS groot geworden. Het valt buiten hun overwegend Amerikaanse denkraam (hun moeder is een ras-Rotterdamse) om te kunnen verzinnen dat het ook anders kan.
Voorbeeld: zoon Bas moet in 2008 beslissen waar hij wil studeren. Nederland of VS. Hij gaat op bezoek bij vrienden aan een technische universiteit in Nederland. Lekker op verkenningstocht. De laatste middag kom ik er bij om met studentendecaan te overleggen. Afspreken in een gezellig café in de stad, suggereert de decaan. Bas is verbijsterd. Hij was toen 16 en mocht in Amerika (tot zijn 21ste) niet eens een café binnen.
Decaan: “Vertel eens wat je gedaan hebt”.
Bas ratelt routinematig uit het blote hoofd scores: GPA, SAT, zijn Honor Classes. Decaan: ”Dank je wel, maar we zijn hier niet zo geinteresseerd in cijfers”.
Bas van 1.94 krimpt een halve meter. Totaal onbegrip! Jaren had hij niet anders gehoord dat presteren het verschil is tussen slagen of falen.
Hij ging niet in Nederland studeren. Hij is intussen vierdejaars Mechanical Engineering in Montreal. Hoge cijfers zijn daar bést wel belangrijk.
5. Met dank aan senator Kennedy…
Jaren geleden vroegen we hier een Green Card aan. Dat is een werk- en verblijfsvergunning voor de VS. Misschien wel het meest begeerde document ter wereld. Jaarlijks zijn er vele miljoenen aanvragers. De procedure is lang en moeizaam. Wij hadden geluk: onze buurman werkte in het kantoor van Senator Joe Biden en dochter Francine was bevriend met een kleindochter van Senator Edward Kennedy. ‘Friends in the right places’ helpt. Iedereen is gelijk. Of niet? We kregen – dankzij de fijne brieven van deze US-Senators – snel onze Green Cards en konden blijven. Welcome Home!
Ik moest er later vaak aan denken als het in de publiciteit weer eens ging over de voor-wat-hoort-wat politiek hier in Washington. Wij mopperen veel en vaak op de trage Brusselse besluitvorming. Maar geef toe: corruptie is er niet toegestaan. Hier wel.
De Almighty Dollar is de brandstof en smeerolie van de Amerikaanse politiek. Zijn de politieke zeden en gewoonten in Europa ideaal? Staan ze garant voor snelle, efficiente besluitvorming? Nee, maar tel uw zegeningen, Europa! Politici worden in elk geval niet betaald door banken, oliemaatschappijen, vakbonden, Hollywoodsterren of geldbeluste advocaten. Steun aan politici valt hier onder de – in de Amerikaanse grondwet verankerde – Free Speech: vrijheid van meningsuiting dus. Maar iedereen weet: het is pure corruptie.
Ook pikant: in Nederland en de EU piekeren we ons suf hoe we de politiek dichter bij de burger kunnen brengen. Een gekozen premier en burgemeester, een Europese president (ook gekozen natuurlijk), referenda, rechtstreekse verkiezing van parlementsleden (niet via de lijst van hun partij). In de VS bestaat die hele D66-snoepkraam van bestuurlijke vernieuwing al sinds mensenheugenis. Heeft het de geloofwaardigheid van de politiek verbeterd en het prestige van ambtsdragers verhoogd?Niet dus. Integendeel. Afkalvend vertrouwen in matig betaalde politieke ambtsdragers lijkt een transatlantische epidemie. Kun je er echt iets aan doen? Of is het – ligt hier de kern? – onvermijdelijk in landen met hóge welvaart en verwénde burgers?
Is de krachteloze, suffe EU de schuld van alle ellende?
Moeten alle klagers en mopperaars in het paradijselijke Nederland dus liever hun mond houden? Nee, er zijn groepen die reden tot klagen hebben: Weggeschoven bejaarden, kansloze jeugdwerklozen, uitgerangeerde vijftigers, mensen met een te magere Bijstandsuitkering.
Maar ik vind wel dat de mensen erg ongelijk hebben die ons wijs proberen te maken dat de regering uit zakkenvullers bestaat, de politiek verrot en justitie dom en kortzichtig is en dat alles wordt opgelost als we minder buitenlanders, minder EU, minder Islam, meer referenda en vooral een kleinere overheid hebben.
Nederland staat in veel opzichten internationaal aan de top. De VS verslaan ons qua welvaart (ja, als gemiddelde met hoge pieken en diepe dalen). Wij doen het veel beter met welzijn. Daar gaat het toch om! En daar mogen we trots op zijn. Hebben we dat dan, kunnen eurosceptici me tegenwerpen, allemaal te danken aan die krachteloze, suffe Europese Unie? Nee toch zeker?
Die kritici kan ik niet overtuigen met een waterdicht betoog hoeveel slechter Nederland er voor zou staan zónder EU. Wat ik wél weet is dat we vanaf de rampspoed van 1940-1945 constant en met succes de weg zijn ingeslagen van groeiend vertrouwen en verdergaande samenwerking.
Dat gaat met vallen en opstaan. Het doet vaak denken een rooms-katholieke Springprocessie: drie stappen vooruit, twee achteruit. Als we het evangelie van Geert Wilders volgen gaan we wel tien stappen achteruit. Haat, afkeer en argwaan als brandstof van een maatschappelijk strovuur.
En over achteruitgang gesproken: onze internationale toppositie – en dat is zorgelijk – is zéker geen verworven recht. Daar moet je voor blijven knokken. Het komt niet vanzelf. Dat geldt voor luie studenten, CAO-tijgers van de vakbond, ouders die amper opvoeden, criminele rotzakken die brave burgers ongestraft het leven zuur maken, werknemers die hun baan beschouwen als een hinderlijke onderbreking van hun vrije tijd. De burgers die het slechtst denken over de overheid verwachten er de beste prestaties van. Dat wringt.
Het is de filosofie van vrijheid-blijheid die we onszelf niet langer kunnen veroorloven in een tijdperk van wereldwijde concurrentie. Als het leven even tegen zit moet de overheid paraat staan als een sociale Wegenwacht. En snel graag een beetje!
Onze studenten en werknemers genieten er met volle teugen van maar intussen werken ze in de VS , China, India en Singapore keihard door. Zonder verworven CAO-rechten of betaald zes weken vakantie per jaar.
Jan-Peter Balkenende hekelde destijds die Hollands zes-min-cultuur. Hij heeft gelijk. In een mondiale economie kun je niet lapzwansen. Toen ik in Friesland opgroeide reikte mijn horizon hoogstens een paar dorpen verderop. Dat was veilig en beschut .
Friesland was plat maar de wereld nog niet. Nu wel. De concurrentie komt overal vandaan. Uit Azië, Oost-Europa, de VS en in toenemende mate uit Zuid-Amerika en Afrika. You aint’t seen nothing yet.
Europa schuilt met afnemend succes achter de eigen buitengrenzen. De Europese Springprocessie raakt écht achterop. In de besluitvorming halen ministers in Brussel weer opgelucht adem als ze net een voldoende hebben gehaald met een compromis van een compromis. Want je moet naar buiten immers eenheid uitstralen.
Europa dreigt – als we niet oppassen – het zes-min continent te worden. Zoals die student die na elk semester voorneemt: bij de vólgende tentamens ga ik er écht tegenaan! Wat zou het mooi zijn als we – in navolging van onze dochter Francine – collectief met de 500 miljoen inwoners van de EU zouden uitroepen: “We want to have a more solid ‘A’.”
Tot slot. Stop met gemopper op het Hollandse Poldermodel. Samenwerken is beter dan ruzie maken. Dat is een zegen voor ‘t land, geloof me. Kom een weekje hier in Washington kijken naar de politieke loopgravenoorlog van Democraten en Republikeinen en je bent dankbaar voor dat ouderwetse oer-Hollandse gepolder achter de dijken. Enjoy!