Date:April 10, 2018

Vertroebeling – Jan Willem Sap

Vertroebeling

De Europese Unie is gegrond op de representatieve democratie. Nationale parlementen worden door de Commissie tijdig geïnformeerd over het maken van nieuwe Uniewetgeving. Het door de burgers rechtstreeks gekozen Europees Parlement heeft in de gewone wetgevingsprocedure vetorecht. Ministers morgen opkomen voor nationale belangen in de Raad van Ministers. Nationale regeringen en parlementen zitten aan de knoppen bij de verdragswijzigingen. En toch blijft aan de Europese Unie het etiket kleven dat het allemaal ondemocratisch zou zijn.

Voor een deel wordt dit etiket veroorzaakt door het beeld van ‘Brussel’ als een enorm dikke man met op zijn gespannen shirt het woord ‘bureaucratie’ , met daarnaast een hele dunne dame, figuur Barbie, die dan symbool staat voor de democratie. De dikke bureaucratie is de magere democratie in gewicht de baas, zo lijkt het. De oorzaken van het democratisch tekort worden meestal gezocht bij de Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de Unie, zogenaamd altijd op zoek naar meer macht. Gewezen wordt op het probleem van de delegatie van bevoegdheden door de wetgevende macht aan de uitvoerende macht. Als het Europees Parlement en de Raad van Ministers in de gewone wetgevingsprocedure Uniewetgeving vaststellen, kan de wetgever van de Unie zich in een basisverordening beperken tot de hoofdlijnen. In die basisverordening wordt dan tevens vastgelegd dat nadere regels  worden vastgesteld door de Commissie om een en ander goed uit te voeren. De angst is dat dan de Commissie teveel gaat lopen sturen.

Is het wel juist om de Commissie steeds te beschuldigen van bureaucratisering? Het waren toch de lidstaten die met nationale ambtenaren in comité’s toezicht wilden houden op de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie? Onder het motto: vertrouwen is goed, controle is beter. Vóór het Verdrag van Lissabon werd deze bekritiseerde praktijk aangeduid met het begrip ‘comitologie’. Maar sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is een en ander veranderd verbeterd. Er is nu sprake van wetgevingshandelingen die de Commissie bevoegd verklaren om niet-wetgevingshandelingen of uitvoeringshandelingen vast te stellen.

Wie hebben er belang bij gehad om de Commissie, die opkomt voor het algemeen belang van de Unie, steeds neer te zetten als arrogant, hongerend naar macht en bureaucratisch? Wie hebben er belang bij een bepaald negatief beeld van Brussel in stand te houden? De lidstaten. Zo konden de lidstaten makkelijk uitleggen om, ook na een delegatie aan de Commissie, een dikke vinger in de pap te willen houden. Maar het toezicht van nationale ambtenaren op de uitoefening van gedelegeerde bevoegdheden aan de Commissie in comité’s botst stevig met het leerstuk van het institutionele evenwicht. In de Unie is sprake van een zorgvuldig uitgewerkte institutionele orde. De Commissie komt op voor het algemeen belang van de Europese Unie. Het Europees Parlement komt op voor de belangen van de burgers. De Raad van Ministers komt op voor de belangen van de nationale lidstaten. Zo’n heldere structuur raakt in de vertroebeling als, buiten de instellingen om, allerlei comité’s de besluiten gaan nemen. Dan worden de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad van Ministers uitgehold. Bij twijfel dienen het Europees Parlement en de Raad van Ministers daarom vaker te besluiten om een delegatie aan de Commissie in te trekken. Dat geeft duidelijkheid. De burgers behoren te weten wie de democratische wetgever van de Unie is. Een te magere Barbie is uit de mode.

Jan Willem Sap

Voorzitter VDE

Amsterdam, 10 april 2018

Use Facebook to Comment on this Post