Date:April 22, 2014

Europa en de ‘soevereiniteit-huilers’ – Michel van Hulten

Michel van Hulten is oud-staatssecretaris, sociograaf, corruptie-onderzoeker en activist, nr.1 op lijst 17, ikkiesvooreerlijk.eu.

Europa, ons continent?
Ook tijdens de veertig jaar Koude Oorlog, ruwweg 1948-1989, was het onduidelijk wat ‘Europa’ was. Daarna zijn we niet beter af, al erkennen we dat pas op dit moment nu we kunnen waarnemen dat er grote tegenstellingen zijn tussen Rusland/de Russische Federatie en de landen ten westen van Rusland. Of zijn die tegenstellingen alleen maar groot omdat wij er te dicht op zitten? En hoe zit dat eigenlijk binnen Europa en dan met name binnen de Europese Unie? Is daar de variatie dusdanig dat het er eigenlijk niets toe doet als bijvoorbeeld Turkije en IJsland alsnog ook Lidstaat zouden worden?

De afbakening door de zee aan drie kanten, noord (IJszee), west (Atlantische Oceaan), en zuid (Middellandse Zee en Zwarte Zee), is fysisch-geografisch helder. De oostgrens, daar ligt het probleem. Ligt de oostelijke grens van Europa aan de Oeral of aan de westelijke grens van Rusland?

In vierkante kilometers tellen we Europa als op een na kleinste continent met 10.4 miljoen km2 (het kleinste is Australië, nogal opvallend in de afkomst van een groot deel van zijn bevolking: ook Europees). Het Europese deel van Rusland meet 3.9 miljoen km2, het geheel van de Russische Federatie is 17 miljoen km2. China (één land) is vrijwel net zo groot als Europa: 9.5 miljoen km2. Canada 9.9 miljoen km2. Alleen al deze weinige getallen laten – als we eens wat verder in de toekomst vooruit willen kijken – zien dat die veelheid in Europa van haast verdwijnend kleine landen (en dan bedoel ik niet alleen landen als Nederland en België, maar ook bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk, ook al zien we die laatste twee dikwijls niet als ‘klein’) in die toekomstige wereld van ‘giganten’ er alleen maar verstandig aan doen hun zaakjes in hetzelfde mandje te leggen en samen te werken om niet overlopen te worden.

Het ‘IJzeren Gordijn’ doorkliefde vele jaren ‘Europa’ van noord naar zuid. Terwijl Europa eigenlijk niet meer was en is dan een aanhangsel van het Euraziatische continent. Alles ten westen van dat ‘Gordijn’ was in elk geval Europa, ook al werd er met name in geografische kring nog wel wat gestoeid met begrippen als Noord-, Zuid-, en een West-Europa dat nog veel kleiner was dan alles ten westen van het IJzeren Gordijn. Sommige geografen legden zelfs de grens van West-Europa op de oostgrens van Nederland, België en Frankrijk; Duitsland werd dan Midden-Europa en Polen was al Oost-Europa. Die beeldvorming is in elk geval verdwenen. Duitsland en Oostenrijk horen duidelijk bij West-Europa. In Polen, daar doe je mensen geen groter plezier dan als je ze laat merken dat ze horen bij Centraal-Europa en niet bij Oost-Europa, dat laatste dat is voor hen op zijn best Rusland aan onze kant van de Oeral.

Toch wordt ook het begrip ‘West-Europa’ wel ruimer verstaan, zo is er jarenlang een Westeuropese Unie geweest (opgeheven in 2011) die tot en met Griekenland reikte. Heel wat groter dus dan Benelux, Frankrijk en Duitsland.

We lieten het aan het meer oostelijke deel van Europa over zelf te bepalen welk deel van het grote Russische rijk ook tot Europa kan worden gerekend en waar de grens tussen Europa en Azië ligt, ook al leerden we op de basisschool dat die grens ligt bij het Oeral-gebergte en de Kaspische Zee.

Het IJzeren Gordijn leek een solide afbakening, toch was ook dat IJzeren Gordijn wel een beetje rafelig: hoorde Finland nu bij West of bij Oost? Het moest neutraal blijven. En Joegoslavië, zeker toen het zich ook nog uitriep tot aanvoerder van de ongebonden landen? En Polen lag wel fysiek achter het IJzeren Gordijn, maar feitelijk leefde dat land in Oost en West tegelijkertijd. In het ‘Oosten’ als bovengrondse, officiële maatschappij waaraan je je had te conformeren. Maar als historisch gevormd substratum lag daaronder ook een onofficiële maatschappij met eigen (geschiedenis-)onderwijs, theaters, schrijvers, een ‘zwarte economie’, en niet te vergeten de Kerk. In die sfeer voelde men zich als behorend tot het ‘Westen’. Sommige inwoners, zoals de boeren die ik leerde kennen in hun kolchozen en sovchozen (die keuriger benoemd werden als ‘staatslandbouwbedrijven’ en ‘coöperatieve bedrijven’) toonden zich zeer bekwaam in het manoeuvreren tussen en in deze twee werelden. Tijdens mijn voorbereidingen voor mijn dissertatie over de Collectivisatie van de Landbouw in de Volksrepubliek Polen, 1944-1960 leerde ik van hen hoe je beide werelden met elkaar kon verenigen, van beide de voordelen kon binnenhalen, en de risico’s kon afschuiven.

Het was voor iedereen duidelijk, ook voor de machthebbers in Partij en Kerk, dat de ‘Bovenwereld’ bij het Oosten hoorde, vanuit Moskou werd aangestuurd, en de ‘Onderwereld’ bij het Westen, niet centraal aangestuurd maar wel zelf sterk op wat in de westelijke wereld gebeurde zich oriënterend. Merkwaardig overigens hoe ‘onderwereld’ hier een woord is met een totaal andere betekenis dan die we er gewoonlijk aan hechten.

Vergelijk Europa met andere grote gebieden op aarde
Als je vanuit de verre wereld naar Europa kijkt, dan vervagen voor het geestesoog al die verschillen tussen de landen die samen Europa maken tot wat het is. In de VS, China, India en de Russische Federatie worden Hilversum en Venlo niet gekend. De hoofdstad van Nederland kan in de optiek van velen daar net zo goed ook Kopenhagen zijn.

Dit is overigens de parallel van onze onwetendheid met betrekking tot de hoofdstad Austin (iets grotere bevolking dan Amsterdam) van Texas (net zo groot als Frankrijk) in de VS, als van de hoofdstad Jinan met 7 miljoen inwoners in de Chinese provincie Shendong met 95 miljoen inwoners, als van de hoofdstad Lucknow in de Indiase staat Uttar Pradesh, half zo groot als Duitsland en met 200 miljoen inwoners. Als je zo naar de wereld en naar staatsverbanden op de wereld kijkt en je denkt aan onze toekomst en die van onze kinderen, dan is het Euro-scepticisme van Jan Nagel met zijn partij volstrekt onbegrijpelijk, en het ‘uit Europa’ van Geert Wilders iets absurds. Eenieder met gezond verstand begrijpt dat de wereld niet meer draait op gezinseconomieën en stamverbanden.

De Europese Commissie wordt het centrale gezag
Tegen deze wereld-achtergrond is het allicht aardig om een klein historisch uitstapje te maken dat laat zien dat mensen zich groeperen om samen te leven, en dat die groeperingen in de loop van de geschiedenis steeds groter werden. Families huizen traditioneel bijeen, groeperen zich vervolgens met enkele groot-families tezamen in gehuchten en dorpen, er ontstaan grotere territoriale eenheden met centrale steden voor voorzieningen die niet in te kleine eenheden kunnen worden afgehandeld. Die gebieden en steden gaan op in graafschappen, (aarts)bisdommen, hertogdommen, en vorstendommen. Sinds slechts enkele eeuwen ontstaan hieruit pas de nationale staten (en daar begint dan de discussie pas nog veel later over het verlies aan soevereiniteit als die nationale staten samenklonteren in Europa!) terwijl Amsterdam al veel eerder zijn soevereiniteit verloor aan de Zeven Provinciën (maar binnen die Republiek wel veel macht had) en daarna samenging met onder andere Utrecht en het Oversticht, op in het Koninkrijk der Nederlanden. Toen zal er hier en daar ook wel gemopperd zijn, nu is van die onvrede weinig meer te merken, en wordt er onrust opgeroepen om het grotere verband van het Koninkrijk niet op te laten gaan in een ruimer, meer verenigd Europa. Dat heet dan in de populistische taal van Wilders: ‘we willen onze soevereiniteit niet afstaan’. En in de taal van onze minister-president heet het: we willen ‘onze rechten uit Brussel terug halen’.

Mijn conclusie is een heel andere: we zullen wel moeten ‘samenklonteren’ met anderen als we willen overleven en willen blijven bestaan te midden van het geweld van al die andere grote staatsverbanden die de wereld (gaan) domineren.

Het is niet slecht om toch een beetje te blijven opletten en in de gaten te houden of we wat kunnen bijsturen als we vrezen dat onze duurzame toekomst en onze solidariteit door al dat samenklonteren wel eens schade zou kunnen leiden. We zijn niet blind voor het verschijnsel dat voortdurend grote territoriale eenheden, landen, gestreefd hebben naar gebiedsuitbreiding. In dat opzicht is Poetin met zijn overname van de Krim bepaald geen afwijking van de geschiedenis. Hoe kijken we er naar en wat doen we er eventueel aan als zich het normale stedelijke ontwikkelingsverschijnsel voordoet dat de meest centrale stad, de hoofdstad, meer dan evenredig groeit, en dat het belang van de ‘onttroonde’ hoofdsteden daalt? Nu zien we met ‘Brussel’ en ‘Europa’ een soortgelijke ontwikkeling. De rol van Amsterdam/Den Haag, Kopenhagen, Dublin, Luxemburg, wordt voor elk in het eigen land relatief minder belangrijk. Brussel floreert.

De Europese Commissie als schutsengel
Het aardige echter van deze ontwikkeling is (ik wil wel eens wat anders laten horen dan de gebruikelijke klaagzangen) dat de Europese Commissie de schutse van de provincies en gemeentes wordt. Het zwakker wordende nationale centrale gezag hoeft minder in bescherming te voorzien. En vanuit de andere richting gezien: dat is ook minder nodig aangezien de ‘schutse-functie’ wordt overgenomen door een sterkere poortwachter.

Ik vind het interessant te zien dat de ‘soevereiniteit-huilers’ zo allemachtig op de nationale staat gericht zijn. Alsof soevereiniteit alleen met de staat te maken heeft. Het mag dan lijken alsof we binnen de nationale grenzen alles voor het eigen zeggen hebben. Dat is niet zo. (Is het dat ooit geweest?). Dat er internationale treinen rijden kunnen volgens een vastgelegd spoorboekje, is het resultaat van veel geven en nemen tussen spoorbedrijven en autoriteiten. Kanalen, wegen en rails sluiten aan weerszijden van de grens op elkaar aan. In de lucht aanvaarden we allerlei afspraken, anders kwam er van het luchtverkeer niets terecht. De kwaliteit van ons voedsel wordt internationaal gegarandeerd. Opleiding van jonge mensen loopt internationaal langs vergelijkbare lijnen en eindigt met onderling erkende diploma’s. Multinationale bedrijven, niet groot in landoppervlak of bevolkingstal, maar wel in aantal werknemers, kapitaalsomvang, omzet en winst, hebben al veel eerder veel van die soevereiniteit afgehaald en regelen (onderling) zelf hun zaakjes. De bankenunie gaat dat mogelijk nu in de bancaire wereld ietwat afzwakken, maar daar blijft het dan ook bij.

Heel helder werd deze onafhankelijkheid door Shell International gedemonstreerd bij het jongste bezoek aan Poetin van de hoogste baas van Shell. Op hetzelfde moment dat de staten van Europa zich bezonnen op een boycot van die regeerder en zijn politieke vrienden (deels bovendien reeds uitgevoerd), ging een top-zakenman zijn eigen zaakjes regelen met diezelfde regeerders en uitvoerders van beleid. En hoogst waarschijnlijk zijn voor Shell de relaties met de Russische olie- en gasbedrijven van veel groter belang dan de relaties met de regeringen van Nederland en van Rusland. Multinationals voeren hun eigen bedrijfsbeleid en zetten de resultaten van hun bedrijvigheid op de hen meest conveniërende wijze in de boeken. Met als resultaat dat ze of geen belasting betalen of de behaalde winsten dusdanig weten te verdelen over hun vestigingsplaatsen dat eventuele belastingen zo gunstig, dat is voor hen zo laag mogelijk, uitvallen. Wie heeft over hen de soevereiniteit? En wie heeft die afgestaan?

Verzelfstandigingen en privatiseringen zijn ook aanslagen op soevereiniteit?
Opmerkelijk is in deze samenhang ook dat je onze ‘soevereiniteit-huilers’ niet hoort in het debat over verzelfstandiging en privatisering van overheidsbedrijven. Waren we eerst in recente tijden samen soeverein, immers eigenaren en beslissers over allerlei staatsbedrijven, waarvan een aantal directe en doorslaggevende invloed hebben op ons leven (denk bijvoorbeeld aan de PTT met alle post, telefoon en telegrafie), nu verkeren we in de situatie dat we een deel van onze nationale infrastructuur eerst verzelfstandigd en vervolgens geprivatiseerd hebben. Verkocht aan de meestbiedende, die vervolgens dus ook alle beslissingsmacht had die afgetrokken werd van onze soevereiniteit.

Evenzo geldt dit voor onze vervoersbedrijven als NS en de busbedrijven. De uiterste consequenties van Arriva en Veolia zijn dat buiten onze grenzen beslist wordt over onze bus-lijnen, -haltes, en -frequenties. Niet de dienstverlening binnen onze maatschappij is nu het belangrijkst, maar of de aandeelhouder er wel aan verdient. Kijk dan ook naar onze energiebedrijven, ook verkocht aan het buitenland. In al die gevallen zie ik ‘verlies aan soevereiniteit’ als een werkelijke bedreiging van onze levensstijl. Maar dat heeft niks te maken met ‘Brussel’. Daar hoor ik echter tegenstanders van de eenwording van Europa niet over.

Macht aan de rijken
Dan is er nog ons verlies van ‘soevereiniteit’ aan de superrijken en machtigen in de wereld. Die is veel meer verborgen want die speelt zich af in de achterkamers van directies van multinationale bedrijven. Als we kijken naar de omvang van hun budgetten dan zijn van de honderd hoogsten er ongeveer vijftig van een land en de andere vijftig van een multinational. Wat denkt u, als de bestuursvoorzitters van Shell, Philips, AkzoNobel, Unilever en DSM op 2 december 2011 zich in een open brief richten tot de de Europese regeringsleiders en laten weten dat zij vrezen dat de crisis rond de euro een bedreiging vormt voor het Europese project? Is dat belangrijker voor het Europese beleid dan wanneer het Europese Parlement dit aan de Europese Commissie laat weten, laat staan het Nederlandse Parlement? Hoe komt zo’n brief tot stand? Vertegenwoordigt zo’n brief ons soevereine denken en handelen?

Zij schreven toen trouwens ook dat ‘protectionisme en nationalisme niet de oplossingen zijn voor de eurocrisis’. En schreven ‘te hopen dat Europa maatregelen neemt om de monetaire en financiële stabiliteit te herstellen en het concurrentie- en groeivermogen van de economie te versterken’. Alles van wezenlijk belang voor ons allen, maar ver buiten het domein van de zelfbenoemde ‘soevereiniteit-huilers’. Hun bedrijven zijn wereldbedrijven die weinig meer te maken hebben met nationale grenzen. De hele aarde is hun bedrijfswereld. Dat die bedrijven gericht zijn op private winst is begrijpelijk en te rechtvaardigen omdat zij anders niet kunnen overleven en dat laatste is weer nodig voor onze werkgelegenheid en nationaal inkomen. Maar zij zien ook graag dat de publieke kosten van hun bedrijvigheid door ons allen samen gedragen worden. Zij schuwen ook niet het randje van wet- en regelgeving op te zoeken om de winsten op te krikken en de kosten bij ons te laten.[1]

Decentraal ontstaan nieuwe mogelijkheden, terugkeer naar vroeger?
Dat opent echter tevens de mogelijkheid om in goede verstandhouding met elkaar opnieuw te kijken naar die zogenaamde landsgrenzen zodra er een stevige ‘buitengrens van Europa’ is. Beieren kan weer een ‘Freistaat’ worden, Vlaanderen en Wallonië kunnen elkaar loslaten.

West-, Oost-, Zeeuws- en Zuid- (in Noord-Frankrijk) Vlaanderen kunnen weer samenkomen in één Vlaanderen, Belgisch en Nederlands Limburg kunnen herenigen tot Limburg, en problemen in het noorden worden niet opgelost door alleen naar onze provincies Groningen, Friesland en Drente te kijken, maar ook over de grens heen tot een nieuwe groepering te komen samen met Emden, Bremen en delen van Neder Sachsen en Oldenburg. Tekort aan werk aan onze kant van de nationale grens kan dan geabsorbeerd worden aan de andere kant. Schotland kan scheiden van Engeland, en Catalonië van Spanje. Ik realiseer me dat dit ietwat bizar klinkt op het moment dat Rusland de afscheiding van het oosten van de Ukraine aanbeveelt.

De gemeenschappelijke alles overkoepelende belangen worden behartigd vanuit Brussel, op het lagere niveau kan veel meer dan nu gebeuren, gebaseerd op eigen identiteiten en particuliere mogelijkheden. Dan kan er pas echt weer sprake zijn van het hanteren van het subsidiariteitsbeginsel.

Publieke bestuursmacht is centrumvliedend
Per definitie verliezen momenteel regering en Kamers aan macht en invloed door deze twee centrumvliedende bewegingen. En dat doen de Leden van deze Hoge Gezelschappen willens en wetens. De bewegingen ‘naar beneden’ in de hiërarchieën worden publiekelijk sterk verdedigd als wenselijk beleid. We, alle Nederlanders, moeten er gelukkiger en welvarender van worden. Door die decentralisaties moeten allerlei overheidstaken efficiënter en effectiever worden uitgevoerd wat besparingen oplevert voor de nationale overheid, en wat bewoners beter bedient dus gelukkiger maakt.

Anders ligt dat met de verschuivingen naar ‘Brussel’, ‘naar boven’ in de Europese hiërarchie, verschuivingen die nogal eens όf ontkend, όf gebagatelliseerd worden in het publieke debat. Alsof onze bestuurders op het hoogste Nederlandse niveau er zich voor schamen. De ‘soevereiniteit-huilers’ noemen dat bovendien ‘onrechtmatige afbraak van onze soevereiniteit’ en dat klinkt heel erg serieus en bedreigend.

Uiteraard moeten ook met de taken die naar de lokale en provinciale besturen gaan, net als met de taken die naar ‘Brussel’ gaan, de nodige financiële middelen mee verhuizen. Echter, dan zien we dat bestuurders daar niet van houden. Er moet zo weinig mogelijk geld naar de gemeentes en provincies dan wel naar Brussel. ‘Brusselse’ kosten moeten zo laag mogelijk zijn. We moeten in het moderne spraakgebruik van wat we aan ‘Brussel’ betalen, ‘zoveel mogelijk weer terug halen’. Onze minister-president wordt geprezen als hij een miljard van de Nederlandse EU-contributie weet af te praten. Of dat ook goed is voor het beleid en voor ons welzijn, wordt geacht een secundaire niet-serieus te nemen vraag te zijn.

Samengevat:
Het ‘Centrum’, regering en parlement, wil graag werk kwijt, en geld houden. Een zeer menselijk gedrag dat velen zullen herkennen uit hun eigen werk- en leefsituatie.

Hoe de verantwoordelijken op het ‘hogere’ Brusselse niveau en op het ‘lagere’ lokale en regionale niveau zich redden, dat benoemen we dan maar als hun probleem, niet dat van de regering in het Centrum. Dat is natuurlijk wel de kop in het zand steken. Dat moeten we niet doen, want dan ‘zitten we met de gebakken peren’.

 


[1] (Lees ook eens: Private winst, publieke kosten, Brievenbussen, belastingontwijking en mensenrechten, auteurs R. van Os, McGauran, K.I.D.J. Römgens, July 2013, http://somo.nl/publications-en/Publication_3977 , en Public procurement in Europe, Cost and effectiveness. A study on procurement regulation. Prepared for the European Commission, March 2011 by London Economics, Ecorys, PWC, Kosten, procedures en effectiviteit van openbare aanbestedingen en aankopen. http://ec.europa.eu/internal_market/publicprocurement/docs/modernising_rules/cost-effectiveness_en.pdf ).

 

Use Facebook to Comment on this Post