Referenda staan momenteel erg in de belangstelling. Recentelijk stemden de inwoners van Catalonië over de afscheiding van de regio van Spanje. In het Krim-referendum van 2014 stemde een overweldigende meerderheid tot de ”onafhankelijkheid” van de Krim. Maar ook in Nederland spelen referenda in de huidige tijd een niet te verwaarlozen rol in het politieke debat. Zo heeft Sybrand Buma van het CDA zich in het kader van het sleepwet-referendum al negatief uitgesproken over referenda in het algemeen en is de uitslag van het Oekraïne referendum volgens sommigen door Mark Rutte aan de kant geschoven. Andere politici, zoals Thierry Baudet van het FvD, zijn juist wel voorstander van het referendum als middel voor de burger om invloed op de politiek uit te oefenen.
Op dit moment laat de Nederlandse grondwet geen ruimte voor bindende referenda. De referenda die wij in Nederland hebben zijn louter raadgevend. Dat heeft ermee te maken dat Nederland geen directe democratie (zoals Zwitserland) heeft, maar een indirecte democratie. De burger kiest, in plaats van direct mede over politieke onderwerpen te beslissen, de persoon die hem of haar vertegenwoordigt in het overheidsorgaan dat de wil van het volk representeert: de Tweede Kamer.
Maar waar ontleent de overheid dan het recht aan om macht over de burger uit te oefenen? Verschillende bekende filosofen hebben zich in het verleden gebogen over deze vraag. Een bekende theorie is die van het sociaal contract van (onder andere) John Locke (1632 – 1704). Kort gezegd komt deze theorie er op neer dat de mens van nature enkele rechten heeft, namelijk: leven, lichamelijke integriteit, persoonlijke vrijheid en eerlijke verkregen eigendom. Om deze rechten effectief te kunnen uitoefenen, dragen de mensen bepaalde rechten (zoals zelfverdediging en bestraffing) over aan de politieke gemeenschap. De gemeenschap draagt deze bevoegdheden op haar beurt weer over aan een orgaan, de overheid, omdat het ondoenlijk is dat de gehele samenleving over alles samen moet vergaderen. De regeringsmacht is dus gebaseerd op een stukje macht dat iedere burger inlevert aan de overheid; de overheid oefent dat stukje macht in naam van de burger uit (delegatie) om de burger te dienen.
In het heden wordt de macht die vanuit de overheid wordt uitgeoefend gelegitimeerd vanuit de gedachte dat het volk haar vertegenwoordigers zelf gekozen heeft. Dat wordt ook wel democratische legitimatie genoemd. De contractstheorie is in deze legitimatiegedachte te herkennen.
Hier zit mijns inziens dan ook een spanning. Aan de ene kant wordt de burger in staat geacht haar vertegenwoordigers te kiezen en zodoende de macht die deze vertegenwoordigers uitoefenen te legitimeren. Aan de andere kant wordt de burger door dezelfde vertegenwoordigers te onwetend geacht om beslissingsbevoegdheid over lastige politieke problemen te hebben. Met de theorie van Locke in het achterhoofd is het vreemd dat burgers de gelegenheid wordt ontnomen zich (al dan niet bindend) uit te spreken over problemen die hen genoeg aan het hart gaat om een referendum te organiseren en bij dat referendum te stemmen.
Met dit artikel wil ik niet zeggen dat ik pro- of anti referenda ben. Het is natuurlijk waar dat iedere burger niet voldoende afweet van alle politieke problemen om daar een goed gefundeerde mening (laat staan beslissingsbevoegdheid) over te hebben. De gevolgen van bepaalde beslissingen zijn niet voor alle burgers in gelijke mate te overzien, om nog maar te zwijgen van de retorische trucjes die uitgehaald kunnen worden om de mening van de burger te beïnvloeden. Maar tegelijkertijd is het gek dat de gedachte van het bindend referendum voor onderwerpen die de burger aan het hart gaan door sommige politici compleet van de hand gewezen wordt, temeer nu die politici daar enkel in naam en vanwege diezelfde burger zitten.
Het referendum kan, mits goed benut, dienen als middel om politieke beslissingen die te ver van de communis opinio afstaan te corrigeren.
Patrick van Rutten