Date:April 03, 2014

Europa (1983), Europa (2014): Ideaal en werkelijkheid – Koos van der Bruggen

Koos van der Bruggen is politicoloog en filosoof en is als secretaris van de werkgroep bio-veiligheid verbonden aan de KNAW.

Europa Europa
In 1983 publiceerde de journalist W.L. Brugsma (1922-1997) het boek Europa Europa. Wie dit boek ruim 30 jaar later herleest zal allereerst vaststellen dat Brugsma een ‘Europeaan’ is van het soort dat nu nog zelden wordt aangetroffen. Getekend (ook persoonlijk) door de Tweede Wereldoorlog is hij een hartstochtelijk voorvechter van meer samenwerking en integratie in Europa. Wat het boek voor de lezer van nu zo bijzonder maakt is dat een aantal van de wensen van de auteur inmiddels in vervulling is gegaan. Maar heeft dat inderdaad geleid tot de realisering van het gedroomde Europa van Brugsma? En van welk Europa droomde hij eigenlijk?

1983
In 1983 had het communistische Oost-Europa nog zes jaar te gaan, zo weten we nu. Maar voor Brugsma en zijn generatiegenoten was deze kennis nog in de schoot van de toekomst verborgen. Heel zijn boek doordesemt de tegenstelling die er in die jaren nog volop heerste tussen het blok van de Sovjet-Unie en dat van de ‘vrije’ westerse wereld. In de Sovjet-Unie was, na het lange tijdperk Breznjev, diens generatiegenoot Andropov aan de macht gekomen. Deze zou begin 1984 overlijden en worden opgevolgd door weer een oude man, Tsjernenko, die op zijn beurt ook maar een jaar zou regeren. Daarna kwam Gorbatsjov en met hem het tijdperk van glasnost en perestrojka. Maar dit alles wist Brugsma in 1983 niet.

Zijn boek is juist geschreven uit bezorgdheid dat de situatie in Europa uit de hand zou lopen. Het streven van Brugsma was om Europa (oost en west) te bevrijden van de invloed van de Sovjet-Unie, respectievelijk de Verenigde Staten. Daarbij was hij er zich heel goed van bewust dat hier geen sprake was van pure symmetrie. De “beperkte soevereiniteit” van de landen onder Sovjet-invloed was van een geheel andere orde dan die van de West-Europese staten. Maar hij was ervan overtuigd dat deze West-Europese landen zich ten onrechte teveel afhankelijk hadden gemaakt van de Verenigde Staten, en in het bijzonder van de Amerikaanse kernwapens. In die jaren speelde de discussie over de plaatsing van een nieuwe generatie kernwapens: de middellange afstandsraketten (kruisraketten en Pershing 2). De redenering was dat deze wapens een tegenwicht waren voor de Russische SS-20 raketten. Er was veel verzet tegen de plaatsing van deze nieuwe wapens. Een breed gedragen vredesbeweging zag hierin een nieuwe escalatie en een toenemende dreiging van een allesvernietigende kernoorlog. Hoewel Brugsma zich niet tot die vredesbeweging rekende, deelde hij de visie dat deze wapens er niet zouden moeten komen. Zoals de boekomslag het stelt; “ ‘Ik zal me verzetten’, zegt W.L. Brugsma in 1983, schrijvend over de nadering van nieuwe kernwapens. Veertig jaar eerder verzette hij zich ook en verdween toen in Nacht und Nebel, in Dachau”. Deze misschien wat pathetische vergelijking geeft wel aan dat Brugsma het serieus meende. Dit vooral omdat zijn streven gericht was op een nieuw Europa, “een land zonder Russen en Amerikanen”, en kunnen we toevoegen: zonder kernwapens.

Naar zijn overtuiging zou een mindere betrokkenheid van de Verenigde Staten bij de veiligheid van West-Europa kunnen leiden tot een vermindering van de afhankelijkheid en onderdrukking van Oost-Europa. Hij treedt over zijn denkbeelden in debat met de destijds invloedrijke Georgi Arbatov, adviseur van Andropov. Enkele citaten uit de correspondentie tussen beide heren. Arbatov schrijft: “Ik leg uw standpunt [van Brugsma] als volgt uit: Europeanen zijn brave mensen en wat ze nodig hebben is dat ‘outsiders’ (de Amerikanen en de Russen) ze met rust laten. Maar hier begint mijn belangrijkste verschil met u. Ik wil niet zeggen dat de Europeanen slechte mensen zijn. (…) En ze kunnen een goede politiek dan wel een slechte politiek voeren. Ik heb niet de bedoeling u te bekritiseren vanwege uw bezorgdheid over het lot en de redding van alleen Europa (tussen twee haakjes: u schijnt de oostgrens van Europa niet langs het Oeralgebergte te trekken (…), maar langs de westgrens van de Sovjet-Unie. We hebben een spreekwoord: het hemd is nader dan de rok. Maar ook al zijn uw drijfveren te begrijpen, dan is zoiets als het praktisch veronachtzamen van de belangen van een ander nog niet te rechtvaardigen. Buitensporig eurocentrisme is niet alleen moreel verdacht, het is ook onpraktisch en onrealistisch” (p. 145).

De vraag is natuurlijk wat buitensporig eurocentrisme is en wie dat vaststelt. Het is in elk geval een begrip dat vandaag de dag zo overgenomen kan worden door meer of minder eurosceptische politici. Een opvallende opmerking van Arbatov betreft die over de grenzen van Europa. Wie het boek van Brugsma leest, krijgt inderdaad de indruk dat het hem alleen gaat over West-Europa en de Oost-Europese staten die deel uitmaakten van het Warschau Pact: landen als Polen, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en het toenmalige Tsjecho-Slowakije. Landen die toen behoorden tot de Sovjet-Unie als Oekraïne, Wit-Rusland, Letland, Estland en Litouwen worden in het boek niet of nauwelijks genoemd. Ze vielen buiten het gezichtsveld. Gegeven het wereldbeeld van die jaren is dat ook wel begrijpelijk: Rusland en Sovjet-Unie werden door velen als vrijwel synoniem gezien. Maar ook toen waren een aantal van die deelrepublieken formeel zelfs soeverein en lid van de Verenigde Naties, zoals bijvoorbeeld Oekraïne en Wit-Rusland, die bij de oprichting van de VN in 1945 reeds toetraden!

De geschiedenis van na 1989 heeft deze blinde vlek doen verdwijnen, zij het met voor de verschillende deelrepublieken verschillende gevolgen. De drie Baltische staten zijn opgenomen in EU en NAVO en maken deel uit van de nieuwe westerse samenwerking, waarin – zeker voor die landen – de VS nog steeds een hoofdrol speelt als veiligheidsgarantie. Wit-Rusland is verworden tot de laatste (?) dictatuur op Europese bodem met een uiterst autoritaire president en een lange lijst van mensenrechtenschendingen. Oekraïne heeft zich recent aan dat lot onttrokken, maar het blijft een kwetsbare democratie die bovendien een grote mate van bemoeienis door Rusland moet toestaan, met als dieptepunt de annexatie van De Krim in het voorjaar van 2014.

Het ideaal van Brugsma en de realiteit na 1989
In 1983 formuleerde Brugsma de volgende zinnen die zouden moeten worden toegevoegd aan de Helsinki-akkoorden voor Europese Samenwerking en Veiligheid: “De VS en de Sovjet-Unie zullen geen strijdkrachten en/of kernwapens tijdelijk of blijvend legeren op het grondgebied der andere hoge contracterende partijen. Evenmin zullen zij multilaterale of bilaterale pacten van militaire bijstand met die partijen aangaan”. (p. 134). Dit artikel zou de deling van Europa opheffen aldus Brugsma. Maar hij is realist genoeg om te beseffen dat er aan een aantal voorwaarden moet zijn voldaan om de “vastgevroren status quo” te doorbreken. Een belangrijke voorwaarde is dat alle partijen en dan vooral de beide supermachten aanwijsbare voordelen moeten hebben. Welke zouden dat kunnen zijn? Voor de Sovjet-Unie is dat dat er in elk geval aan een kant een einde komt aan de omsingeling van het land door tegenstanders. De Sovjet-Unie krijgt een Europese statengemeenschap tot buur die haar niet kan en wil bedreigen. En de VS “worden verlost van een Europese defensie die hen aan directe en indirecte verplichtingen tweehonderd miljard per jaar kost”.  West-Europa wordt bevrijd uit zijn nucleaire nachtmerrie, het krijgt zijn onafhankelijkheid terug en tegelijkertijd toegang tot de markt en de grondstoffen die het voor zijn economisch voortbestaan nodig heeft”. (135). En last but not least zijn er de volken van Polen, Tsjecho-Slowakije, Hongarije en de DDR. Daar verwacht Brugsma een geleidelijke aflossing van de wacht via interne liberalisering.

Hoe anders is het gegaan: na 1989 implodeerde het Sovjet-blok. Het Warschaupact werd ontbonden en de voormalige leden van dat pact werden – na een meer of minder gemakkelijke overgangsperiode – democratieën naar westerse snit. De meeste landen zijn inmiddels toegetreden tot de EU en/of de NAVO. En Duitsland, waarvan de Franse schrijver en Nobelprijswinnaar François Mauriac nog eens had gezegd dat hij zoveel van dat land hield dat hij blij was dat er twee van waren: dat Duitsland werd weer herenigd en kon uitgroeien tot de hoofdrolspeler op het Europese toneel. De grootste smet die rust op het Europa van na de ‘Wende’ speelde zich af in een staat die zich juist aan het Koude Oorlog gekrakeel had kunnen onttrekken (en daarmee ook aan de aandacht van Brugsma): Joegoslavië. Tito had daar een communistisch regime van eigen snit ontwikkeld, vrijwel onafhankelijk van Moskou. Maar na zijn dood en na het einde van de Koude Oorlog waren er geen krachten meer die de etnische en religieuze groepen bij elkaar konden houden. Een bloedige oorlog met als uitkomst een uiteengevallen Joegoslavië was het gevolg.

Intussen was niet alleen het Warschaupact ontbonden. Ook de Sovjet-Unie onderging hetzelfde lot. Wel kwam er een Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), maar daar werden niet alle voormalige sovjet-republieken lid van. De Baltische staten Letland, Estland en Litouwen traden tot EU en NAVO. Georgië trad in 2008 uit de GOS nadat Rusland het land was binnengevallen. En dan is er nog Oekraïne, ook al aan de aandacht van Brugsma ontsnapt. Na de Oranje revolutie van 2004 richtte het land zich steeds meer op het westen, maar met president Janoekovitsj – en onder druk van Poetin – werd de koers weer op Moskou gericht totdat begin 2014 een nieuw bewind aan de macht kwam. Dit wekte de toorn van Rusland dat De Krim annexeerde. Ondanks sancties en protesten van de westerse wereld lijkt hiermee een onomkeerbare situatie ontstaan. Oekraïne leeft nu tussen hoop en vrees over mogelijke verdere annexaties door de Russen. En het Westen? Het Westen roept, bromt en neemt sancties. Maar als het erop aankomt zal het Westen niets doen, niets kunnen doen. Wat dat betreft is de situatie niet anders dan tijdens de Koude Oorlog, toen ook lijdzaam moest worden toegezien bij het ingrijpen in Hongarije (1956), Tsjecho-Slowakije (1968), Polen (1981). Anders dan de Baltische staten is Oekraïne immers geen lid van de NAVO. Een beroep op artikel 5 is daarom geen optie.

Het is misschien de ironie van de geschiedenis dat anno 2014 de zoveelste Europese crisis na de Tweede Wereldoorlog op de Krim is ontstaan. Het is immers diezelfde Krim waar Stalin, Roosevelt en Churchill hun afspraken maakten over de machtsverdeling na de oorlog. Brugsma keek niet met onverdeeld genoegen terug op de afspraken van Jalta. “Alles wat ons in staat stelt van Jalta weg te komen is goed”, zo citeert hij de toenmalige Franse president Mitterand (p. 133). Hij stelt dat Polen, Hongaren en Tsjechen tal van redenen hebben om het woord Jalta met afschuw uit te spreken. Maar Brugsma is ook realist genoeg – opnieuw – om te erkennen dat Jalta ertoe geleid heeft dat er na 1945 in Europa geen bloedige oorlogen meer zijn uitgevochten. En ook nu, anno 2014, kunnen we stellen dat de enige bloedige oorlog – in Joegoslavië – werd uitgevochten in een staat die zich aan Jalta had weten te onttrekken. Maar de prijs was hoog en is hoog. In de Koude Oorlog voor de Warschaupact-staten en de Sovjet-republieken tegen wil en dank. En vandaag voor Oekraïne dat vanwege – laten we het post-Jalta noemen – nu datzelfde Jalta moet afstaan.

Voorziene en onvoorziene ontwikkelingen in het Europa van 2014
Brugsma is in 1997 overleden. Hij heeft dus nog lang genoeg geleefd om te zien dat de Sovjet-Unie uiteenviel, dat de democratie kon wortelschieten in landen als Hongarije en zijn geliefde Polen (hij was met een Poolse vrouw getrouwd), dat Duitsland werd herenigd, maar ook dat het gruwelijk mis ging in voormalig Joegoslavië. Hij zal in die jaren zelf ook nog wel eens met verbazing hebben teruggelezen in zijn Europa Europa. De geschiedenis laat zich niet voorspellen, zelfs – of misschien wel juist – niet door betrokken waarnemers en volgers van het type W.L. Brugsma. Sommige ontwikkelingen die hij van het nieuwe Europa verwacht had zijn niet opgetreden. En daarnaast zijn er nu dreigingen die Brugsma in 1983 nog niet kon voorzien, hoewel ze – bezien met de kennis van nu – misschien al wel onder de oppervlakte aan het broeien waren.

Invloedssferen
Een van de ontwikkelingen waar Brugsma zich sterk voor maakte was het verdwijnen van machtsblokken en invloedssferen: Europa van en voor de Europeanen. Dit ideaal is deels wel, deels niet gerealiseerd. Veel voormalige communistische staten hebben zich vrijwillig en met veel enthousiasme gevoegd in het westerse kamp van EU en/of NAVO.[1] Het NAVO-lidmaatschap werd daarbij vooral ingegeven door een blijvende angst voor een mogelijke hernieuwde Russische bemoeienis met hun binnenlandse aangelegenheden. Dat die vrees niet helemaal ongegrond is bewijzen niet alleen de recente gebeurtenissen in Oekraine. Eerder al hebben de Russen duidelijk laten blijken dat zij een NAVO-lidmaatschap voor Oekraine en Georgië niet zouden accepteren. De Russische invloedssfeer is al met al na 1989 sterk teruggelopen en die van de Amerikanen juist sterk toegenomen. Dit – het zij nogmaals gezegd – tot ongenoegen en frustratie van de Russen.

Kernwapens
Hoewel na de Koude Oorlog de politiek-militaire betekenis van kernwapens sterk is teruggedrongen is Europa nog steeds niet kernwapenvrij. Allereerst zijn er de Europese kernmachten Rusland, Frankrijk en Groot-Brittannië. De voormalige staten van Warschaupact en de voormalige Sovjet-republieken zijn wel kernwapenvrij. Landen als Oekraïne en Kazachstan hebben de op hun grondgebied gestationeerde kernwapens uit de Sovjet-tijd ontmanteld en overgedragen aan Rusland. Dit is zonder meer een van de succesverhalen op het terrein van nucleaire ontwapening en wapenbeheersing. Des te wranger is het daarom dat er 25 jaar na het einde van de Koude Oorlog nog altijd kernwapens liggen opgeslagen in vijf Europese NAVO-landen: België, Duitsland, Italië, Nederland en Turkije. De handhaving van die arsenalen maakt nog steeds deel uit van de NAVO-strategie, vooral omdat in het bijzonder de Oost-Europese NAVO-leden in deze kernwapens een ‘verzekering’ zien van de Amerikaanse betrokkenheid (waar hebben we dat eerder gezien?). Ook de huidige Nederlandse regering houdt hieraan onverkort vast, hoewel een meerderheid van de Tweede Kamer in november 2013 heeft uitgesproken dat de opvolger van de F-16 geen kernwapentaak mag krijgen. De lessen van Brugsma zijn op dit terrein duidelijk nog niet geleerd.

Multiculturele samenleving
De multiculturele samenleving was nog geen issue in de jaren tachtig. Het waren de jaren dat vooral Turken en Marokkanen in toenemende getale naar West-Europese landen kwamen om hier het werk te doen dat wij – ook toen al – zelf niet meer wilden doen. Er was wel enige aandacht voor, zoals bij van Kooten en de Bie die de perfect Nederlands sprekende maar als een kleuter bejegende meneer Pamuk ten tonele voerden. En Gunther Walraff kroop in de huid van een Turkse gastarbeider (Ali) en legde zo veel discriminatie bloot. In Oost-Europa kwamen die jaren veel immigranten vanuit socialistische ‘broederlanden’, zoals Vietnam en Angola. Ook die werden niet steeds met gejuich ontvangen, om het eufemistisch uit te drukken.

Vanaf de jaren negentig werd langzaam maar zeker duidelijk dat de meeste immigranten zouden blijven. Tegelijkertijd kwamen er problemen met vooral leden van de tweede generatie van deze gastarbeiders. Een en ander werd nog eens versterkt doordat de invloed van meer conservatieve stromingen van de Islam begon toe te nemen  bij veel zogeheten allochtonen. Vooral in sommige wijken van grote steden veranderde het straatbeeld, hetgeen aanleiding gaf tot spanningen met oorspronkelijke bewoners van die wijken. In de vroegere Warschaupact landen speelden vergelijkbare ontwikkelingen, met niet zelden discriminerende of zelfs racistische uitingen als gevolg.

Een meer recent gevolg van de toetreding van Oost-Europese landen tot de EU is de instroom van veel Polen, Roemenen en Bulgaren in West-Europese landen. En hoewel de culturele en religieuze verschillen veel kleiner zijn dan bij Marokkanen of Turken het geval is, zijn de afhoudende en afkeurende reacties nagenoeg hetzelfde. Dit alles heeft Brugsma niet kunnen voorzien, maar hij zou wel heel stellig stelling genomen hebben tegen elke vorm van discriminatie van zijn mede-Europeanen (en overigens ook van niet-Europeanen).

Terrorisme
Terrorisme is van alle tijden. In 1983 – het jaar dat Brugsma Europa Europa publiceerde –  bevonden we ons in de nadagen van de terroristische activiteiten van groepen als de Rote Armee Fraktion (West-Duitsland) en de Rode Brigade (Italië). Daarnaast waren onder meer ETA (Spanje) en IRA (Groot-Brittannië) in die dagen nog volop actief. En in Afghanistan vocht een groepje mujahedin, onder wie een zekere Osama Bin Laden, met Amerikaanse steun tegen de Russische bezetters. Niemand had toen kunnen vermoeden dat hier de kiem werd gelegd voor het extreem moslimterrorisme dat op 11 september 2001 culmineerde in de aanslagen op de Twin Towers en het Pentagon. Deze aanslagen verenigden – althans voor korte tijd – de vroegere opponenten van de Koude Oorlog. De strijd tegen het terrorisme kreeg grote steun. Mede vanwege de onder verkeerde voorwendselen gevoerde oorlog in Irak brokkelde die eenheid weer snel af.

Toch is de invloed van het terrorisme en de strijd ertegen nog steeds groot, ook in Europa. Madrid en Londen kregen hun eigen aanslagen te verduren. Mede daardoor werden de veiligheidsmaatregelen meer talrijk en meer intensief. Er wordt wel gesproken van een securitisering van de samenleving: steeds meer aspecten van de samenleving komen in het domein van nationale veiligheid en veiligheidsmaatregelen worden op steeds ruimere schaal toegepast. (De Graaf en Eijkman 2011, p. 34). De veiligheidsmaatregelen rond de Nuclear Security Summit van eind maart 2014 in Den Haag (zelf ook een gevolg van de strijd tegen het terrorisme) is hiervan een sprekend voorbeeld. Het lijkt niet ver gezocht om te veronderstellen dat Brugsma het risico van terrorisme zeker niet zou hebben gebagatelliseerd, maar dat hij ook zou hebben gewezen op de mogelijke schaduwkanten van terrorismebestrijding, die onder meer door de onthullingen van Snowden aan het licht zijn gekomen.

Tot slot: Europa 2045
Deze beschouwing verschijnt ruim 30 jaar na de publicatie van Europa Europa door Brugsma. Vraag was of en hoe zijn denkbeelden van toen over het ideale Europa gerealiseerd zijn. Het heeft geleid tot de vaststelling dat er ontwikkelingen hebben plaatsgevonden die Brugsma zich in zijn stoutste dromen niet had kunnen voorstellen. Maar niet alle problemen zijn opgelost en er zijn ook nieuwe problemen gerezen, soms zelfs juist door het wegvallen van de machtsblokken. We mogen in elk geval hopen dat deze problemen niet gaan leiden tot een Europese nachtmerrie van (opnieuw) oorlog of zelfs het gebruik van kernwapens. Laten we hopen en eraan werken dat het verhaal van Europa Europa doorgaat. En dan zou het mooi zijn als over opnieuw 30 jaar een auteur van die dagen – na deze tussenbalans – gaat onderzoeken hoe het verder is gegaan met de dromen en idealen van Brugsma.

Literatuur

W.L. Brugsma, Europa Europa. De Haan, Weesp 1983
Beatrice de Graaf, Quirine Eijkman, ‘Terrorismebestrijding en securitisering; een rechtssociologische verkenning van de neveneffecten’, in: Justitiele Verkenningen 37 (2011), nr. 8, p. 33-52.
Gunther Walraff, Ik (Ali). Van Gennip, Amsterdam 1985


[1] EU: Bulgarije, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië.
NAVO: Albanië, Bulgarije, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië.

Use Facebook to Comment on this Post