Bij een ‘sociaal Europa’, denkt een mens al gauw aan ‘solidariteit’, in Europa en wellicht daarbuiten. ‘Solidariteit’ is een ideaal en schiet zodoende altijd tekort. Niettemin is het bereik er van over de eeuwen heen gegroeid: van stammen naar steden naar staten, en wat de laatste betreft vooral in het verband van de welvaartstaat. Hier gingen burgers elkaar verzekeren tegen de gevaren die het leven met zich meebrengt: ziekte, armoede en onwetendheid. Daarmee groeide tegelijkertijd hun gevoeligheid voor de pech waarmee mensen verder weg te kampen hadden. ‘Beyond the Welfare State’ was de titel van een de Zweedse econoom Gunnar Myrdal die deze solidariteit vaststelde en er tegelijk toe opriep.
Inmiddels lijkt deze solidariteit over zijn hoogtepunt heen, althans in Europa en in Nederland. Dankzij een langdurende vrede werden nationale grenzen verlaagd of opgeheven met als gevolg dat aan de ene kant de internationale bedrijvigheid sterk groeide en aan de andere kant de concurrentiedruk tussen staten hetzelfde deed. Staten moesten het hun bedrijven in toenemende mate naar de zin maken. Zodoende werden de directe belastingen verlaagd en de indirecte verhoogd, de arbeidsvoorwaarden verzwakt, de lonen en uitkeringen gekort of bevroren. Deze aanpassingen worden tot op de dag van vandaag als ‘hervormingen’ aangeprezen. Ze zetten de welvaartstaat onder druk en leidden tot toenemende ongelijkheid tussen armen en rijken. Soms zijn de proporties dramatisch zoals in Zuid-Europese landen en Ierland, maar ook elders doen zich meer gematigd dezelfde ontwikkelingen voor.
De verwachting was ooit dat wat op nationaal zou krimpen, op Europees niveau zou worden gecompenseerd. Maar daar is weinig van terecht gekomen. Weliswaar helpt de Europese Unie arme regio’s om de infrastructuur te verbeteren en kunnen speciale rampgebieden de helpende hand worden toegestoken. Maar van een collectieve verzekeringen tegen pech in het leven in het algemeen, ontbreekt elk spoor. Sterker nog, de gedachte domineert dat een ‘sociaal Europa’ nergens goed voor is. Sociaal is nationaal.
Zodoende is het interessant dat de Europa Werkgroep van de PvdA over dit onderwerp bijeen kwam. Wat vindt sociaaldemocratisch Nederland van een ‘sociaal Europa’1). Myrdal zal zich in zijn graf hebben omgedraaid. Het meest bont maakte Paul de Beer het. Hij is hoogleraar aan de UvA mede dankzij de FNV die danst naar de pijpen van zijn mecenas. De Beer’s mening is dat inderdaad sociaal nationaal is. De welvaartsniveaus tussen de lidstaten liggen zo ver uit elkaar dat zelfs op de lange termijn een collectieve verzekering op Europees niveau zich niet laat organiseren. Nederland doet er derhalve goed aan om zijn sociale zekerheid nationaal te verdedigen. Goedkope arbeid uit armere lidstaten die deze zekerheid ondergraaft, moet derhalve worden geweerd of onder Nederlandse arbeidsvoorwaarden zijn werk doen.
Dat klinkt redelijk. Het probleem is echter dat het Nederland niet lukt deze goedkope arbeid effectief te bestrijden. Minister van Sociale Zaken, Lodewijk Asscher, doet zijn best. Hij praat met collega’s uit de migratielanden om de Nederlandse wet ook daar te eerbiedigen. Maar dat is niet in het belang van die landen en dus helpen die gesprekken niet echt. Wat wel kan helpen, zijn Europese afspraken met de controles en sancties die daarbij horen. Maar daar wil noch de Beer noch Asscher van weten. Want meer Europa zou hoe dan ook een bedreiging vormen voor de nationale zekerheid.
Zo zit links Nederland in een nationalistisch net verstrikt dat het zelf heeft gespannen. Het vrije verkeer bedreigt de nationale verworvenheden. Die ondermijning leidt vervolgens tot de instinctieve reactie leidt die verworvenheden nationaal te willen beschermen wat echter datzelfde vrije verkeer verbiedt of praktisch onmogelijk maakt. De enige uitweg uit deze impasse is een Europese ordening die echter – hoe dan ook – de nationale instincten nog verder prikkelt. Staatsmanschap is dus gevraagd, waar politiek opportunisme wordt geboden. Dat geldt op de meest uiteenlopende terreinen, zoals de belasting en de overheidsfinanciën, de defensie en de buitenlandse politiek, het strafrecht, de immigratie en dus ook de sociale zekerheid. Het enige alternatief is het vrije verkeer afschaffen en dus de vrije gemeenschappelijke markt. Wie anders beweert, belazert de kluit.
En dat doet de PvdA. Pikant was de bijdrage aan het debat van de Belgische hoogleraar en politicus Frank VandenBroucke die mee had gewerkt aan het Europese verkiezingsprogramma van de PvdA. Hij had zijn best gedaan om daarin nog iets van een sociaal Europa te laten opnemen. Dat was hem niet gelukt. Waarom niet, was een vraag uit de zaal. De partijtop bleek niet gediend van ‘meer Europa’. En waarom niet? Het antwoord laat zich raden: angst voor de SP en voor de PVV. En helpt het? Nee. De oude PvdA graaft zijn eigen graf. “Het loon van de angst’. Zal een nieuwe PvdA opstaan?
1.Vgl.’Voorbij de retoriek, sociaal Europa vanuit twaalf invalshoeken’. Red. Ieke van den Burg e.a. uitgave WBS Europafonds, Amsterdam, 2014.