Date:April 16, 2014

Europa en een solidaire wereld – Piet Terhal

Piet Terhal is voormalig directeur van het Centrum voor Ontwikkelingsprogrammering aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voorzitter van OIKOS.

Terugblik
Europa’s politieke geschiedenis is nauw verbonden met grote economische veranderingen. De industriële revolutie, begonnen in Engeland aan het einde van de achttiende eeuw, heeft geleid tot moderne economische groei. Deze heeft, samen met de bevolkingsgroei, Europa en de wereld grondig getransformeerd. Hoezeer dit aanvankelijk een Europees en Noord-Amerikaans verschijnsel was lezen we af aan een ruwe maatstaf voor welvaart, het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking.[1] Dit bedroeg – omgerekend in prijzen van 1960 – in 1700 in Engeland rond $ 180, maar was in 1860 gestegen tot $ 600 en in 1970 ruim $ 2.200. De Verenigde Staten stonden in 1710 op ongeveer $ 240, en stegen in 1860 naar $ 550 en in 1970 tot $ 3.600. Vergeleken hierbij bleef de rest van de wereld ver achter. Deze economisch achtergebleven gebieden waren voor een groot deel gekoloniseerd. Hun grondstoffen werden gebruikt voor de industriële groei in de kerngebieden. In de kerngebieden was er ongebreidelde kapitaal-accumulatie voor een rijke bovenlaag en grootscheepse uitbuiting van  arbeidskracht. Inmiddels brak – na de Franse Revolutie – de volkssoevereiniteit door als politiek fundament voor onafhankelijke staten. Dat alles leidde in de 19de en 20ste eeuw tot gewelddadige confrontaties. Van de ene kant begon in de interne sociale strijd een vorm van parlementaire democratie aarzelend veld te winnen, in sommige landen met grote vertraging. Van de andere kant kwam er oorlogsgeweld rond  afbakening van vermeende soevereine nationale rechten. Grootheidswaan, onverzoenlijkheid en een technologisch geavanceerde bewapening maakten dit vaak tot gruwelijke slachtpartijen. In de eerste helft van de twintigste eeuw werd Europa zelfs het bloedige toneel van twee wereldoorlogen. De Volkenbond, opgericht na de Eerste Wereldoorlog slaagde er niet in de Tweede Wereldoorlog te voorkomen.

Met de oprichting van de Verenigde Naties leek een nieuwe tijd aan te breken. Maar wederom ontstond er een – weliswaar Koude – oorlog, op wereldschaal met – hoe kan het anders – een focus op Europa. De Tweede Wereldoorlog, die ideologisch gezien werd uitgevochten tussen de democratie en het communisme tezamen aan de overwinnende kant en het nationaal-socialisme als verliezer, eindigde met de politieke opdeling van Europa in een Westelijk en Oostelijk deel, onder aanvoering van resp. de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De vijandige bewapeningswedloop tussen beide blokken bracht de wereld op de rand van de afgrond. Elders, in wat genoemd werd de Derde Wereld, begon dekolonisatie in versneld tempo zich door te zetten, ook daar niet zonder politieke en militaire confrontaties. Binnen de Westerse wereld vormden echter internationale samenwerking en politieke vrijheid de nieuwe trend. In de Marshall-hulp (1948-1952) verleende de Verenigde Staten financiële steun aan door de oorlog verwoeste Europese gebieden. Deze hulp werd mede ingegeven door de bedoeling om West-Europa te behouden voor het Westers-liberale wereldmodel (“vrije-markt-economie”) tegen het opdringen van het communisme. Weliswaar verhardde de ideologische strijd zich op wereldschaal in de Koude Oorlog, maar tegelijk vond er in het Westen een proces van meer gespreide welvaartsgroei plaats, mede doordat de arbeidersklasse binnen de grenzen van de parlementaire democratie het beleid in een sociale richting kon beïnvloeden. Hetgeen de hoop deed ontstaan, dat verdelende economische groei een einde aan de armoede in de gehele wereld zou kunnen gaan maken.

De invloedrijke econoom, Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen, verbond een principiële keus voor de sociaal-democratie met een hartstochtelijke inzet voor het economische ontwikkelingsproces in de Derde Wereld. Zoals Marshall-hulp Europa er bovenop geholpen had, zou ontwikkelingshulp dat met de Derde Wereld moeten doen. En ook in de ontwikkelingshulp scholen vaak politieke motieven. Inmiddels lijkt de Koude Oorlog afgelopen, maar is het geweld in de wereld niet verdwenen. Het vraagt moed en wijsheid om een nieuwe serie van crisis-situaties goed te beantwoorden. Bij de beëindiging van de Koude Oorlog (die Wende) speelden “burgerbewegingen” in Centraal-Europa een grote rol. Zij beriepen zich op de politieke mensenrechten. Die rechten krijgen steeds meer de aandacht in de politieke beoordeling van staten. En hoewel de industriële revolutie thans geografisch wereldwijd is geworden, is het tegelijk schokkend om te zien hoezeer nog steeds een groot gedeelte van de wereldbevolking er slechts marginaal van profiteert of er zelfs domweg buiten staat. Ook de sociaal-economische mensenrechten worden op een dramatische wijze nog altijd geschonden.

Vorming van de Verenigde Naties en de Europese Gemeenschap
Het nieuwe tijdvak werd gekenmerkt door twee samenhangende internationale ontwikkelingen, een van bovenaf, en een van onderop.

1. Van bovenaf werden de instellingen in het leven geroepen van de Verenigde Naties (en IMF en Wereldbank). Zij waren het resultaat van wereldwijd inclusief denken. Tevens werd de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens geproclameerd, en kwamen er internationale verdragen over de mensenrechten. Er heeft zich zo een universeel bovennationaal platform gevormd voor een menswaardige wereldsamenleving, voorlopig met teleurstellende politieke resultaten.

2. Na de tweede wereldoorlog ontstond ook, maar nu van onderop, sterke politieke toenadering binnen West-Europa met name tussen de oude vijanden Frankrijk en Duitsland. De Europese Kolen- en-Staal-Gemeenschap werd het begin van het slechten van onderlinge handelsbarrières. Aanvankelijk zes staten deden mee, maar er ontstond steeds nauwere en zich uitbreidende economische en politieke samenwerking, een bovennationale Europese Gemeenschap, die na die Wende 28 staten van Europa ging omvatten.

Drie aspecten van macht
Om de diepe historische samenhang van deze twee genoemde ontwikkelingen te begrijpen, volgt een korte uitweiding over het begrip macht ontleend aan de econoom K. Boulding[2]. Persoon A kan op de volgende manieren macht uitoefenen op persoon B, dat wil zeggen B iets laten doen wat A wil.

1. B doet wat A wil, want anders doet A iets wat B niet wil (dreigmacht);

2. B doet wat A wil, want dan doet A iets wat B wil (beloningsmacht);

3. B doet wat A wil, want B houdt van A of van A’s waarden (integratieve macht).

Deze drie manieren om macht uit te oefenen komen grofweg overeen met drie gebieden van de samenleving: 1. het gebied van dwang (militair, politioneel, rechtsstaat); 2. het gebied van uitruil (handel, productie) ; 3. het gebied van de humane waarden (gemeenschap, cultuur).[3] In de praktijk vormen deze drie gezichten van maatschappelijke macht een geheel. Het aspect van dreigmacht wordt in het algemeen overschat, en het aspect van integratieve macht ernstig onderschat. Dat komt onder andere doordat het percipiëren, inschatten èn suggereren van machtsverschillen een belangrijke psychologische rol speelt in het opbouwen van macht. Wie dreigt, staat vaak zwak waar het integratieve macht betreft, en tracht door te dreigen deze zwakte te verhullen. Het is nodig om onderscheid te maken tussen het nationale en het internationale niveau. Een nationale staat is een maatschappelijke ordening van macht betrekking hebbende op een geografisch omschreven gebied. Een overheid speelt daarbij een centrale rol als zetel van bestuur, waartoe de drie machtsvormen elkaar, als het goed is, evenwichtig ondersteunen. Overheden kunnen dreigmacht gebruiken, economische macht inzetten, maar zijn – zo is de culturele ontwikkeling geweest – thans ook afhankelijk van legitimatie door de bevolking, dat wil zeggen van een integratief fundament. Beperken we ons nu even tot een ideaalbeeld van een parlementaire democratie, dan gebeurt dat laatste formeel via democratische geheime verkiezingen, wettelijk en openbaar gecontroleerd bestuur etc.[4] Uiteindelijk steunen in een goede democratie de door gekozen volksvertegenwoordigers aanvaarde wetten op een grondwet, die de waarden vastlegt die in de samenleving als fundamenteel- richtinggevend gelden. Een grondwet kan dan echter slechts richtinggevend zijn, als zij formeel een adequate uitdrukking is van de zorg van de burgers voor bepaalde waarden, zoals mensenrechten en solidariteit. Die zorg is tenslotte de laatste bron van de beslissende integratieve macht. Zij wordt gedeeltelijk uitgeoefend via politieke kanalen (bijvoorbeeld legitimatie van de gekozen overheid en haar beleid), maar blijft zeker niet daartoe beperkt. Zij vindt ook haar uitdrukking in talloze spontane organisaties binnen de samenleving, die zich op sociale en ethische taken en het publieke goed richten.


Europa als beginnend integratief machtsblok?
Integratieve politieke macht op bovennationaal niveau is zwak, vanwege de politieke orde van soevereine nationale staten, die hun grondgebied tegen vreemdelingen afschermen. Die situatie is historisch zo gegroeid mede door de dekolonisatie. Wel hebben de staten in toenemende mate internationale verdragen gesloten om samen te werken aan zaken van wederzijds belang. Toch vormen dreigmacht en beloningsmacht de voornaamste componenten in dit geheel. Collectieve dreigmacht was de bestaansreden van de Navo. In de Europese Gemeenschap ontstond intensieve economische samenwerking tussen staten.  Harde dreigmacht heeft de EU vrijwel niet[5], wel economische macht en een zekere vorm van integratieve macht. Waar gaat dit machtscomplex naar toe? Laten we realistisch zijn. Door de geleidelijke uitbreiding van de Europese Unie is de ongelijkheid in de economische verdeling daarbinnen groter geworden. Tegelijk is de afstand tussen het Europees welvaartsniveau met het gemiddelde in de rest van de wereld kleiner geworden. Er is sprake van kantelende demografische en economische verhoudingen. Economische groei wordt steeds meer bepaald door landen buiten Europa en de Verenigde Staten om. Maar ondanks afnemend economisch en demografisch gewicht kan en moet Europa vanuit historische verantwoordelijkheid een sterkere politieke rol gaan vervullen in de wereld.


Europa’s sociale verantwoordelijkheid
In de sociale verantwoordelijkheid komen de ontwikkelingen van bovenaf en de integratie van onderaf bij elkaar. Van de Europese Gemeenschap mag gezien haar verleden en gezien haar structuur een beslissende bijdrage worden gevraagd aan een menswaardig bestaan, niet alleen van de eigen burgers, maar van alle wereldburgers, conform het Handvest van de VN. Dat betekent dat zij integratieve macht en verantwoordelijkheid moet gaan uitstralen. Dat gaat niet vanzelf. De oud-voorzitter van de Europese Commissie Delors deed daartoe een beroep[6] op andere machten, namelijk kerken en vakbonden. Die werden door hem opgeroepen om Europa een ziel te helpen geven: “Wij de Commissie, kunnen de economie bevorderen, vrij verkeer mogelijk maken, handelsblokkades opheffen, werkloosheid bestrijden. Wat wij niet kunnen is: Europa een ziel geven, richting geven aan de geest die dat alles moet bezielen.Het is treffend dat Delors zich hierbij richt tot kerken en vakbonden. Onderschat hij niet de betekenis van beleid van de Gemeenschap zelf en de rol daarbij van het Europarlement?


De Europese Gemeenschap en de armoede in de wereld
Allereerst moeten we vaststellen dat het armoedevraagstuk in Nederland, een van de rijkste Europese landen, allerminst opgelost is. Het dagblad Trouw meldde op 14 maart 2014 met een grote kop: Steeds meer Nederlandse kinderen groeien op in armoede”. Ook Tony Judt[7] constateert dat in de rijke landen, waaronder vele in Europa, de armoede en verpaupering groeien terwijl de rijkdom aan de top snel toeneemt. Hij stelt vast, dat tussen 1870 en 1970 in de meer ontwikkelde landen juist sprake was van toenadering in de welvaartsniveaus van armen en rijken, maar dat daarna deze uiteen gingen lopen. Wereldwijd kan men wel vooruitgang vaststellen, ook al zou het veel meer moeten zijn. Hans van Munster licht de ontwikkeling als volgt toe:[8]

Kindersterfte is in de jongste dertig jaren gemiddeld gehalveerd. De gemiddelde leeftijd van een mens is zeventien jaar toegenomen. En het verschil tussen de gemiddelde leeftijd in Noord en Zuid is tussen 1960 en 1993 meer dan gehalveerd, van 23 jaar naar 11 jaar. Maar ondanks alle vooruitgang is het leven voor een groot deel van de wereldbevolking nog ernstig beschadigd, beschamend armzalig en onnodig kort. Een miljard mensen heeft nog geen toegang tot de basisvoorzieningen betreffende gezondheid en onderwijs. Zij missen zuiver drinkwater en goede voeding. Ondanks de toegenomen rijkdom in de wereld leeft een op de drie mensen in armoede (pg. 272).

Wat kan de Europese Gemeenschap doen aan deze situatie ? Iets daarvan wordt toegelicht aan 2 ontwikkelingsprojecten, twee voorbeelden, één uit het verleden, één voor de toekomst.

1. Operatie Vloed
De Europese Gemeenschap heeft geruime tijd melkoverschotten gebruikt om een groot ontwikkelingsproject in India te steunen. Dat project[9] heette met een veelzeggende naam Operation Flood. Het project bestond erin dat gedroogde melkpoeder en boterolie op grote schaal ter beschikking werden gesteld aan een Indiase organisatie werkzaam in de zuivelsector. Deze organisatie werd opgericht in de deelstaat Gujarat, waar boeren die buffels hadden, zich organiseerden in coöperaties, om de groeiende stedelijke bevolking van dagelijkse melk te voorzien. In het droge seizoen liep de eigen Indiase melkproductie zodanig terug, dat deze melkvoorziening aan de steden wegviel. De ontwerpers van Operation Flood stelden de Europese Commissie voor, dat zij dan gratis de beschikking zouden krijgen over de overschotten aan melk en boterolie uit de Gemeenschap. Die zou worden gebruikt om het seizoensmatige tekort te overbruggen. Het zo verdiende geld zou de organisatie kunnen gebruiken om de Indiase melkproductie structureel te verhogen en het coöperatieve model naar andere delen van India uit te breiden. Het project is te beginnen vanaf 1970 vele jaren doorgegaan en is ook door sociale wetenschappers grondig bestudeerd. Het project kreeg veel lof toegezwaaid, onder andere van wijlen Prins Claus. Naast de organisatorische successen, die het ongetwijfeld gehad heeft, claimden de Indiase organisatoren dat het project de armere boeren en zelfs landloze arbeiders ten goede kwam. Dit mag in het algemeen wel wat betwijfeld worden, gezien de betekenis van land voor het bezit en gebruik van buffels of koeien.

2. Een beschermende sociale ondergrens tegen extreme armoede
De discussie over de VN Millennium Verklaring van 2000, die in 2015 geëvalueerd en hernieuwd zal worden, speelt een cruciale rol in een nieuw voorstel van een coalitie van meer dan 70 NGO’s om nu eindelijk te komen tot een “Social Protection Floor” dat wil zeggen een ondergrens tegen extreme armoede.[10] In 2030 moet, aldus de visie van deze NGO’s, extreme armoede tot het verleden horen, doordat regeringen verplicht zijn de sociaal-economische mensenrechten voor deze zeer kwetsbare groepen zeker te stellen. De concrete aanzet tot een dergelijk basissysteem van sociale zekerheid werd gegeven in 2012 door de International Labour Organization in de vorm van een aanbeveling (recommendation) inzake nationale wetgevingen die deze sociale zekerheid vastleggen. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen inkomenssteun bij werkloosheid, bijvoorbeeld in de vorm van werkgarantie tegen minimumlonen; oudedagsvoorziening en tegemoetkoming voor gehandicapten, die niet kunnen werken; speciale zorg voor kinderen; toegang tot een behoorlijke gezondheidszorg. Bij de financiering van een dergelijk wereldwijd systeem zou gedacht kunnen worden aan nieuwe financiële bronnen, zoals een kleine belasting op de gigantische internationale financiële transacties (Tobin-tax). De nationale overheden binnen de Europese Unie kunnen de financiering mede mogelijk maken door een zorgvuldiger en meer progressieve belastingwetgeving en -inning. Daarnaast kan het bezuinigen op militaire uitgaven financiële middelen vrijmaken. De vrijkomende middelen worden gestort in een Global Fund for Social Protection.

In het zicht van de Europese verkiezingen dient Europa’s politieke houding ten opzichte van dit laatste voorstel cruciaal aan de orde worden gesteld. De volgende vijftien jaar 2015-2030, als follow-up van de Millennium Verklaring, moet een einde worden gemaakt aan de extreme armoede in de wereld. Daartoe moet de Europese Unie zich mede verplichten. Van de Nederlandse inbreng in het Europees Parlement mag iets extra’s verwacht worden. Nu de Nederlandse regeringscoalitie het ontwikkelingsbudget drastisch heeft verminderd, mag verwacht worden dat Nederland op Europees niveau hierop terugkomt. Een inclusief Europees plan voor een meer menselijke wereldsamenleving verschilt van het liberale model.[11] Intensieve samenwerking tussen christelijke en sociaal-democratische partijen in het Europese Parlement kan een betere aanzet geven tot wat Van Munster in zijn boek “solidariteit” noemt.



[1]    De nu volgende cijfers kan men vinden in P. Terhal, World Inequality and Evolutionary Convergence, Eburon Delft, 1988. Zij zijn ontleend aan een studie van P. Bairoch uit 1981.

[2] K. Boulding, Three Faces of Power, Sage Publications, 1990

[3] Boulding behandelt in zijn boek ook wat hij noemt “pathologies of power”. Zo kan men in het Hitler-regiem een vorm van pathologische integratieve macht herkennen, die de Duitse politiek in de jaren dertig van de vorige eeuw tijdelijk vergiftigd heeft.

[4] Nationale verkiezingen krijgen alom meer en meer aandacht. Wie op 5 april 2014 het dagblad Trouw opsloeg, trof uitgebreide informatie over de verkiezingen in Afghanistan en Hongarije.

[5] Afzonderlijke landen van de EU, waaronder vooral Duitsland en ook Nederland, exporteren niettemin wel wapens naar andere landen. Ze doen mee aan een  wereldhandel in wapens die in de periode 2009 tot 2013 volgens het SIPRI met 14% gegroeid is.

[6] Zoals geciteerd door H. van Munster, Een mens te zijn op aarde, Mijmeren over goed en kwaad, Valkhof Pers, 2004, pg. 279

[7] T. Judt, Ill Fares the Land, Penguin Press, 2010, pg. 176

[8] H. van Munster, Een mens te zijn op aarde. Mijmeringen over goed en kwaad, Valkhof Pers, 2004

[9] M. Doornbos et al., Dairy aid and development. India’s Operation Flood, Sage Publications, 1990

[10] Zie voor verdere details W. van Ginniken, Civil society and the social protection floor, in: International Social Security Review, no 3-4, 2013

[11] Het liberale Europa-model – zoals recent in een toespraak te Berlijn beleden door premier Rutte – werd in Trouw (5 april 2014) als “zielloos” gehekeld door Stevo Akkerman.

 

Use Facebook to Comment on this Post