Het is treurig om te zien hoe vooraanstaande politici – in Nederland en elders – populistische partijen naar de mond praten uit angst stemmen te verliezen. Van oudsher zijn de VVD, de PvdA en ook het CDA uitgesproken pro-Europees. Maar dat is veranderd met als voorbeeld het woord ‘integratie’. Daar heeft niemand het meer over. ‘Samenwerking’ is nu het trefwoord. Het gaat natuurlijk om overdracht van soevereiniteit waar deze politici het niet meer over durven te hebben, ook niet in hun programma’s, terwijl die overdracht over de jaren heen een feit is. Dat geldt ook nu waar allerlei vormen van onheilzame concurrentie tussen de lidstaten tot die overdracht dwingt. Denk aan de belasting op bedrijven , de migrantenstroom en de terreurdreiging. Het meest bont maakt wat dit betreft premier Mark Rutte het die zich ronduit beledigend uitlaat over het Europese Parlement en de Europese Commissie die hij een feestcomité noemt zonder feest. Hij is kennelijk al in verkiezingsroes en probeert met deze wansmaak de gevreesde populist te overtreffen. Dat doen zijn voorgangers anders. Je moet kennelijk eerst oud-politicus zijn om te zeggen waar het op staat. ‘Niet minder maar juist meer Europa’ riepen Kok en Bolkestein in koor bij Nieuwsuur op 5 juni j.l. waarbij de anders toch terughoudende voormalige liberale bewindsman samen met de sociaaldemocraat een Europees defensie bepleitte. Maar dat terzijde.
Te midden van het inmiddels gangbare Europese misprijzen in de politieke cultuur is het recent verschenen essay van de Amsterdamse socioloog een verademing, een tegengif zelfs tegen de euroscepsis, een hart onder de riem van Europeanen. ‘A Heart for Europe’ is dan ook de titel, en dat is inderdaad wat het biedt. Pels is erudiet, beschikt over een brede feiten kennis en hij is enthousiast. Europa is de bakermat van samengevat ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Dat was ooit een leus die merkwaardig genoeg in de eeuwen daarna in enige mate is gerealiseerd: democratie, rechtstaat, en welvaartstaat die met vallen en opstaan dichter bij hun pretentie zijn gekomen. Dat gebeurde voornamelijk op nationale schaal. Maar dat moet veranderen vindt Pels. De natiestaat wordt door populisten weer hoog op het schild geheven, maar dat is holle retoriek. Die nationale staat is simpelweg te klein voor de grote problemen.
Pels erkent de bezwaren hiertegen, zoals het gemis van een Europees volk of, deftig gezegd, ‘demos’, waardoor wat hij bepleit, geen kans van slagen zou hebben. Hij noemt de huidige minister van de PvdA Plassterk die zo iets te berde bracht bij het referendum over de Europese Grondwet waar hij dus tegen was. Ook de eerder genoemde Mark Rutte passeert de revue. Europa heeft niets aan grote verhalen en vergezichten, vindt hij, behalve dan zijn eigen gezicht. Het gaat volgens hem om banen en economische groei. Terecht stelt Pels vast dat dit realisme van beide heren zogenaamd is en in feite een politieke mening verhult. Immers, wat de ‘demos’, deze veronderstelde drager van de natiestaat ging niet vooraf aan de staatsvorming zelf, maar was daar eerder het gevolg van. En zo zal het ook met Europa kunnen gaan.
Ondertussen is hij een bekwaam vertolker van ‘ons’ Europa dat al bestaat. Het leeft in ‘ons’ en om ‘ons’ heen. Hij noteert een veelheid van personen, plaatsen en producten uit alle hoeken en gaten van Europa die ‘ons’ Europa maken, van voetbal, muziek, beeldende kunst, film, tot spoorwegen en ga zo maar door. Natuurlijk de cultuur van de nationale staten is sterker, meer vanzelfsprekend, vooralsnog. Maar dat is geen bezwaar. Nationale en Europese cultuur vormen geen tegenstelling. Het als met de taal. Het Euro-Engels wordt en is al de lingua franca van Europa. Dat leidt op bepaalde gebieden tot een inperking van de nationale taal. Maar die hoeft daar als zodanig niet onder te lijden. Meer in het algemeen gesteld: Europees en nationaal patriottisme kunnen naast elkaar bestaan, en doen dat al. Het essay zelf is daarvan een voorbeeld. Het is eerder in een Nederlandse versie verscheen en nu dus in het Engels.
Pels biedt veel meer dan ‘cultuur’. Hij is van vele markten thuis. Zo schetst hij het ideaal van een ware Europese democratie, met het Europese Parlement als wetgever met een eigen budget, en de huidige Raad van ministers als een soort van Eerste Kamer. Hij bepleit ook het begin van een Europese welvaartsstaat met o.m. een basisloon voor iedereen te beginnen bij 200 euro. Het hoeft niet te verbazen dat hij samen met Kok en Bolkestein ook voorstander is van een Europese defensie , waarmee dit continent zijn idealen kan beschermen en uitdragen. Dat lijkt geen overbodige luxe, zegt hij, gezien de huidige ambities van Rusland en de aanvallen van IS. Het Europa van Pels zal echter niet de agressie voortbrengen die de nationale staten hebben geproduceerd. Het blijft terughoudend, a la Angela Merkel, al noemt hij haar niet.
Het zal duidelijk zijn, ik ben het van harte men Pels eens. Maar toch zijn er in ieder geval twee bezwaren. De eerste betreft het Europese ideaal dat door hem wordt geschetst zonder de rol van de VS daarbij te betrekken. Hoe mooi Europa ook mag zijn, dit land van overzee heeft tot twee keer het continent tot vrede gedwongen waartoe het onderling niet in staat bleek. Dat geldt ook voor de EU. De samenwerking of beter de integratie in dit verband was vlak na de Tweede Wereldoorlog sterk afhankelijk van Amerikaanse steun en zachte dwang. En ook daarna is en blijft de VS uiteindelijk de hoeder van de Europese vrede. Wat Pels ook van een Europese defensie verwacht,het is op z’n best toekomst.
Dat voert naar het tweede bezwaar. Hoe groot is de kans dat Pels zijn zin krijgt? Anders gezegd, wat zijn de condities daarvan. Hier zwijgt hij en is wat dat betreft meer een man die ideeën analyseert, bekritiseert en bepleit dan die de feitelijke en te verwachten machtsverhouding aangeeft. Een pijnlijk voorbeeld in dit verband bieden de passages over het populisme waar hij dat terugvoert naar de culturele revolutie van de jaren zestig van de vorige eeuw. Dat is ‘Ideeengeschichte’ in de slechte zin van het woord. Mijn kritiek treft ook zijn hervorming van de EU. Zoals gezegd, geen opmerking over de kans daarop noch over de mogelijke condities ervan. Daarmee kan het essay al gauw het etiket ‘goede bedoelingen’ worden opgeplakt. Maar dat is onterecht. Het relaas ‘A Heart for Europe’ is doorspekt met feitelijke analyses en dat maakt het tot meer dan simpel een hartekreet.
Paul Kapteyn
Amsterdam, 07-07-2016