‘Staten gaan niet op in grotere verbanden, tenzij ze door geweld daartoe worden gedwongen’. Met dit citaat opent de indertijd vermaarde columnist van de NRC, J.L.Heldring – hij overleed in 2013 -, zijn bijdrage van 24 september 1993. Hij is het met de stelling eens die past bij zijn nuchtere kijk op mens en wereld in het algemeen en op de Europese integratie in het bijzonder. Wars van federale idealen die in de vorige eeuw veel geesten bezielden, hield hij zijn lezers bij de les. Misschien mooi, zo’n Europese federatie, maar de factor ‘geweld’ ontbreekt hier. En daarom is de kans er op klein. Hij schrijft, zoals gezegd, in 1993, na het ineenstorten van de Sovjet-Unie. Daarvoor vormde dit rijk een militaire bedreiging die bijdroeg aan de Europese integratie, dat wel, maar die geen Europees leger voortbracht en dus niet iets dat op het begin van een Europese staat zou kunnen lijken. De veiligheid van het toenmalige West-Europa was immers Atlantisch gefundeerd met de door de VS gedomineerde NAVO. Daarmee kregen die Europese staten hun veiligheid op een koopje. De VS betaalde het meest.
De bedreiging van de Sovjet-Unie viel weg en wat inmiddels de EU was gaan heten, breidde zich in hoog tempo uit met de voormalige satellietstaten. Maar ook dat leidde niet tot een federaal Europa. Weliswaar werd de euro ingevoerd, maar in overeenstemming met de stelling waarmee deze column begon, bleef verdere federalisering achterwege. Ook al raakten de belangen van de EU-staten meer verweven, het afzonderlijke belang bleek sterker dan het belang van de EU in zijn geheel.
Heldring schreef 25 jaar geleden, en de vraag rijst is of in die tijd de kans op een federaal Europa fundamenteel is veranderd. Het antwoord is, ja. De verwijdering tussen de VS en Europa is niet aan de persoon van Trump gebonden, maar aan de verzwakte economische positie van dit land en de scherpe politieke verdeeldheid. Militair is het nog superieur, maar het is financieel en moreel niet meer bereid de veiligheidsgarantie die de NAVO biedt, te garanderen. Tegelijkertijd is de militaire positie van het huidige Rusland versterkt en maakt het land agressief gebruik van zijn herstelde slagkracht. Ook China wint aan macht, militair en in dit geval ook economisch. Met dit alles verliest wat eerder ‘de Pax Americana’ heette veel van zijn pacificerende werking, vooral in de Arabische wereld, maar ook in Afrika. Het gevolg is veel oorlog, honger en ander menselijk leed dat Europa vanaf het Zuiden bedreigt door stromen vluchtelingen, met niet altijd vreedzame bedoelingen. Van groot gewicht hierbij is de Arabische guerrilla die in de gedaante van Al Qaida of ISIS of hoe dan ook, op wraak zint na de laatste en mislukte poging van de VS en enkele van zijn bondgenoten om de wereld daar naar hun hand te zetten.
Kortom, de globale conditie is heel wat grimmiger dan toen Heldring schreef. Dus rijst de vraag is of de actuele bedreiging groot genoeg is om Europa tot meer eenheid te dwingen, militair, politioneel en financieel. Europa in de richting van een staat met een eigen gewelds- en belastingmonopolie. De vraag alleen al bezorgd menigeen kippenvel. Niet aan denken! En toch, de statelijke termen van ‘federatie’ en ‘monopolie’ kunnen worden verzwegen of verzacht tot het meer vriendelijke ‘coöperatie’ en ‘gedeelde verantwoordelijkheid’, feit is dat de dreiging sterker wordt, en daarmee de kans op ‘meer Europa’ groter. De bekende Europese as, Frankrijk en Duitsland, in de personen van Macron en Angela Merkel, blijken bereid de conclusies te trekken: Europese belasting, Europees leger en Europese grensbewaking. Eerder zou Engeland hun plannen hebben geblokkeerd. Nu zullen andere landen protesteren, zoals die in Midden – en Oost-Europa. Het voornemen lijkt zich dan ook tot een kern van staten te beperken waaronder Nederland. Dit land is sinds Heldring opvallend van opvatting veranderd. Eerst was de dominante visie ‘federaal’, en nu eerder ‘nationaal’. Als echter gaandeweg het besef van de dreiging én van de Frans-Duitse plannen sterker wordt, zal deze opvatting opnieuw van richting veranderen. De belangen van Nederland bij de EU zijn eenvoudig te groot om zich afzijdig op te stellen.
Zeker is dit alles niet. De bedreiging is reëel, maar vooralsnog verkeert Europa niet in staat van oorlog of iets wat daarop lijkt. En daar doelt de stelling op van het begin. De kans blijft zodoende klein, maar wordt niettemin groter in samenhang met de groeiende bedreiging. Die heeft vooralsnog het karakter van een guerrilla of van de doelbewuste schijn van een volksopstand, zoals bij de Russische inlijving van de Krim en zijn verdere bemoeienis in de Oekraïne. Maar daar houdt het niet op. Ook landen In de Balkan, op de Kaukasus, in het Midden-Oosten en zelfs landen als het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Finland ervaren de openlijke én heimelijke slagkracht van de Russen.
De bedreiging die Europa treft, is overigens niet alleen militair. Ze heeft vele gezichten. De moeilijk te bewaken grenzen maakt het continent kwetsbaar voor wie kwaad willen, van buiten af. Verder is het werelddeel sterk afhankelijk van derden voor grondstoffen waaronder de energiedragers als gas en olie, maar ook van allerlei eindproducten waaronder vrijwel alle elektronica. Deze afhankelijkheid vormt geen directe dreiging, want de leverende landen zijn daarmee op hun beurt van Europa afhankelijk. Maar als deze balans zeer scheef is, vormt de afhankelijkheid een potentieel gevaar die militaire en politionele weerbaarheid extra urgent maakt.
Eerder was een federaal Europa een ideaal zoals een wereldregering een ideaal was, goed voor dromers. Inmiddels is een federaal Europa – of welk woord je ook wilt gebruiken – de enige manier voor Europa en dus ook voor Nederland om de grimmige wereld weerbaar tegemoet te treden. Tot slot, de stelling in het begin is afkomstig van Paul Kapteyn die 25 jaar later deze column schreef.