Waarom stemmen mensen op populistische politici, ook al weten ze dat populisten vaak een loopje nemen met de waarheid? Waarom stemmen kiezers op extreemrechts, radicaal-rechts of autoritair-rechts? Komt het door de stijgende inflatie? Of is de verklaring dat extreemrechtse politici in populariteit stijgen vanwege de immigratie? Immigranten krijgen gauw de schuld van gestegen huizenprijzen, langere files, criminaliteit en culturele issues. Door een recent onderzoek van de Bocconi-universiteit in Milaan en de ETH in Zürich is dit argument echter minder houdbaar geworden. Het blijkt dat het succes van anti-immigratie partijen niet zozeer komt doordat burgers op die partijen stemmen vanwege culturele, economische of politieke problemen, maar omdat ‘politieke elites’, in politieke partijen in gebieden met migranten, campagne voeren met slogans als ‘stop migratie’ of ‘vol is vol’. De oorzaak van de opkomst van extreemrechts zou dan niet zozeer liggen bij concrete problemen van burgers, maar eerder dat calculerende politieke elites op zoek zijn gegaan naar meer zetels door burgers bewust bang te maken voor immigranten. Het zaaien van angst is blijkbaar lonend (Caroline de Gruyter, ‘Hoe extreemrechts aan stemmen komt’, NRC Handelsblad, 7 december 2024). Gelukkig zijn er ook meer hoopgevende signalen. Bepalend voor het succes van migranten, bijvoorbeeld Syriërs, blijkt de mate waarin zij bij Nederland willen horen.
Een andere verklaring voor de opkomst van extreemrechts is dat veel mensen zich overweldigd voelen door de effecten van de globalisering. Democratie wordt in een gelaagde rechtsorde als complex ervaren. Dit wordt versterkt door de grote hoeveelheid informatie die door de sociale media en het internet op ons afkomt via de mobiele telefoon en de laptop. Onder die informatie bevinden zich desinformatie en de mening van de spreekwoordelijke dorpsgek. Debatten in de Tweede Kamer en in de talkshows op de televisie geven wel informatie, maar de mensen praten erg snel en vaak door elkaar heen.
Mensen met een meer autoritaire persoonlijkheid, ongeveer een derde van alle mensen, worden niet blij van complexiteit. Zij verlangen naar overzicht, duidelijkheid en eenstemmigheid, aldus de filosoof Ralf Bodelier. Volgens hem kunnen autoritaire persoonlijkheden geïrriteerd raken door de komst van een ‘breed spectrum aan migranten’, ‘de uitdijende variëteit van lhbtqia+’ en ‘gepalaver in Den Haag of Brussel’ (Ralf Bodelier, ‘Met kosmopolitisch links stop je gaan autoritair rechts’, NRC Handelsblad, 9 november 2024). Mensen met een autoritaire persoonlijkheid hebben geen groot vermogen tot het verwerken van veelvormigheid en nieuwe ontwikkelingen. In overzichtelijke tijden gaat het meestal wel goed, maar in onzekere tijden kunnen die mensen bij een confrontatie met bepaalde meningen en ervaringen op tilt slaan. Bodelier noemt enkele voorbeelden: een viering van multiculturele diversiteit, een televisieverslag van Pride, een veelkleurige en veeltalige winkelstraat, discussies over minder vliegen, gehaktballen en snijbloemen. Hieraan kan worden toegevoegd een aanslag door een fundamentalistische terrorist. Veel mensen hebben het gevoel de grip kwijt te zijn. Ze begrijpen hun kinderen of buren niet meer. De vertrouwde gemeenschap valt uit elkaar. Volgens de Australische politicoloog Karen Stenner heeft onze liberale democratie de tolerantiegrens van veel mensen inmiddels overschreden.
Blijkbaar komt dan de behoefte omhoog naar een sterke leider die aangeeft het ‘zat, spuugzat’ te zijn. Dat kan bijvoorbeeld iemand zijn die de Staten-Generaal een ‘nepparlement’ noemt en journalisten ‘tuig van de richel’. Volgens Ralf Bodelier zijn mensen met een autoritaire persoonlijkheid niet per se slechter dan niet autoritaire mensen. Ze zijn wel rechtlijniger en hechten meer waarde aan orde, gezag, gemeenschappelijkheid en het familieleven. Dat de PVV geen leden heeft is minder democratisch maar kan volgens iemand met een autoritaire persoonlijkheid zelfs een voordeel zijn. In Amerika kan een Rambo-type als Donald Trump een ‘boss’ worden, iemand die bereid is te vechten tegen het elitaire systeem in de hoofdstad, tegen de ‘enemy from within’. Zo’n leider vergeet vaak dat het in de democratische rechtsstaat niet alleen draait om de verkiezingsuitslag, maar ook om fatsoenlijke omgangsnormen, de trias politica en teugels en tegenwichten. Mensen met een autoritaire persoonlijkheid hebben de voorkeur voor een politicus met een eenduidige boodschap die belooft zekerheid te bieden. Politici die beweren de kakafonie te willen terugdringen boeken de grootste electorale successen: Geert ‘Minder Marokkanen’ Wilders, Donald ‘Make America Great Again’ Trump.
Is het mogelijk de opkomst van autoritair-rechts terug te dringen? Met andere woorden: kunnen mensen met een autoritaire persoonlijkheid worden teruggelokt naar het politieke midden? Vroeger waren grote middenpartijen als PvdA en CDA bedreven in het benadrukken van gemeenschappelijkheid, ook in het kader van Europeanisering. Vooraanstaande staatslieden als Ruud Lubbers (CDA) en Wim Kok (PvdA) wisten zowel het nut van de Europese integratie uit te leggen als te voorkomen dat de mensen terecht kwamen bij one-issue-bewegingen. Op zich zullen de kosmopolitische idealen en agenda’s relevant blijven, daarvoor is de klimaatverandering al te prominent aanwezig in ons leven. Maar wel is aan te raden dat de betrokken politieke partijen in het midden met een nieuw verhaal komen, een nieuw wenkend perspectief, waarbij meer rekening wordt gehouden met onzekere mensen in een onzekere periode. Geprofiteerd kan worden van meer nadruk op de spelregels van de samenleving, op begrippen als orde, stabiliteit, gezag en vrijheid. Het moet gaan om een eerlijke overheid die ordelijk en vreedzaam samenleven garandeert. Het is nodig om een sterker beroep te doen op gemeenschappelijkheid en samenwerken, bijvoorbeeld als het gaat om energie en defensie.
Amsterdam, 14 januari 2025
Jan Willem Sap
Voorzitter VDE